
De Uitverkorene 2: Verbonden
Op een ruimteschip waar het er heet aan toe gaat, zitten zeven vrouwen vast, gevangen door eenzame buitenaardse krijgers en een enge dreiging die hen allemaal kan vernietigen. Emotionele confrontaties, spannende relaties en verbazingwekkende wendingen maken overleven tot een wilde rit. Het blijkt dat deze ‘kwetsbare’ mensen misschien wel de sterkste kracht aan boord zijn. Met het naderende gevaar en de oplopende verlangens, kunnen deze totaal verschillende zielen dan toch samen vechten – en misschien zelfs verliefd worden?
Aisha & Quinton
De uitverkorene boek 2: verbonden
AISHA
Aisha keek toe hoe Quinton aan de telefoon praatte. Met zijn rug naar haar toe en zijn lichaam stijf van de spanning, woelde hij met zijn vingers door zijn lange blonde haren. Hij sprak bijna op fluistertoon.
Terwijl ze naar het rode knipperlicht staarde, begon haar hart als een razende te kloppen.
“Is er iets aan de hand?” vroeg ze toen hij zijn telefoon weer in zijn zak stopte.
Hij draaide zich naar haar toe. Aisha's hart begon sneller te slaan. Hij fronste en zag er bleek uit.
“We zitten in de problemen,” zei hij.
Haar mond werd kurkdroog. “Wat voor problemen?”
“We hebben ongewenst bezoek dat ons kwaad wil doen.”
Hij ijsbeerde door de kamer zonder antwoord te geven, haalde opnieuw zijn vingers door zijn haar en mompelde zachtjes iets tegen zichzelf. Zijn bleke gezicht begon rood te worden. Zijn ogen waren groot en vol woede.
“Hoe heeft dit kunnen gebeuren?”
Een rilling kroop over haar rug. Er konden zoveel gruwels ronddwalen daar in de ruimte, wezens die nog enger waren dan de donkerste dieptes van de oceaan. Aisha kon zich er met de beste wil van de wereld niets bij voorstellen.
“En jij dan?” Aisha beet op haar lip. Ze begon altijd erger te stotteren als ze in paniek raakte.
“Maak je geen zorgen om mij.”
Aisha wilde meer zeggen, maar ze wist dat haar woorden er verkeerd zouden uitkomen. In plaats daarvan keek ze naar hem op en staarde in zijn felgele ogen.
Quinton beantwoordde haar blik. De woede in zijn ogen verzachtte. Aisha voelde tranen in haar ogen prikken.
“We winnen dit wel,” zei hij tegen haar. Hij pakte haar hand. “Je moet meekomen. We hebben geen tijd te verliezen.”
“Waar...”
Hij antwoordde niet terwijl hij haar naar de deur trok. Ze bleef over haar voeten struikelen, net als over haar woorden. Ze werd plots woedend op zichzelf. Ze had gewoon zijn technologie moeten gebruiken en hem haar laten genezen. Misschien had ze dan kunnen helpen!
De gang fonkelde van de knipperlichtjes. Een groep lange Zibons rende voorbij, terwijl hun laarzen luid bonkten op de metalen vloer. Voor het eerst merkten ze haar niet op. Ze waren stil en keken ernstig.
Quinton probeerde zich te haasten, maar Aisha bleef achterop. Hij vroeg geen toestemming en verontschuldigde zich niet toen hij haar optilde en met haar in zijn armen achter de Zibons aan rende.
Hij was zo snel! De gangen flitsten voorbij en de knipperende lichten leken een waas van kleur. Ze sloeg haar armen om zijn nek en hield haar lichaam stijf om zich zo licht mogelijk te maken. Het enige wat ze hoorde was zijn bonzende voetstappen totdat een luid schel geluid haar oren vulde.
Aisha bedekte haar oor met haar hand. De gang werd donker, toen weer licht.
Quinton vertraagde en stopte toen. Hij zette haar neer. Ze waren in een donkere, metalen kamer zonder ramen en met verschillende zware deuren met tralies. Toen zag ze een trap, die als een ladder door de vloer naar beneden liep.
“Klim op mijn rug,” zei hij tegen haar.
Hij boog voorover en zonder een woord sloeg Aisha haar armen om zijn nek. Hij hees haar op zijn heupen terwijl hij zijn eerste stap op de ladder naar beneden zette. “Hou je goed vast.”
Opnieuw was hij zo snel! Hij leek naar beneden te glijden. Voor ze het wist, waren ze beneden. Het was hier veel donkerder en stiller. Ze kon het alarm niet eens meer horen. Er waren geen rode knipperlichten. Haar oren suisden.
Nu hoorde ze alleen nog het geluid van hun ademhaling, en dat leek angstaanjagender dan het lawaai dat ze achter zich hadden gelaten.
Terwijl ze zich aan zijn rug vastklampte, hoorde Aisha een piep, gevolgd door het geluid van een zware deur die openging. Ze liepen een donkere kamer binnen. Een licht floepte aan met een dof geluid.
“Waar zijn we?” vroeg ze.
Hij zette haar neer zonder antwoord te geven. Hij draaide zich om. Hij had een harde, vastberaden blik in zijn ogen en Aisha was meteen op haar hoede.
Ze greep zijn shirt vast. “Ga niet weg.”
Hij sloeg zijn blik neer en probeerde zich weg te trekken.
Ze hield hem nog steviger vast. “Ga niet weg!”
Hij pakte haar handen vast. De tranen prikten nu nog harder in haar ogen.
Zachtjes maar vastberaden trok hij haar handen los en omklemde ze met zijn sterke vuisten. “Blijf veilig,” zei hij tegen haar.
Hij liet haar los. Aisha struikelde toen ze hem opnieuw probeerde vast te grijpen, maar hij glipte door haar vingers en liep de deur uit. Ze struikelde over haar voeten en viel op haar knieën.
Ze voelde het amper toen ze haar hoofd in haar trillende handen liet vallen.
QUINTON
Het deed hem pijn. Als hij er niet was geweest, zou ze veilig zijn geweest op Rictor 5.
Hij draaide zich om en liep naar de ladder. Net toen hij de onderste sport vastpakte, hoorde hij voetstappen.
Een paar laarzen begon naar beneden te klimmen. Quinton drukte zich tegen de muur. Het was Zibry, op de voet gevolgd door zijn partner.
Quinton staarde hen aan - ze waren verbonden. Zelfs in het schemerige licht wist hij het al nog voor zijn maat Zibry een woord zei of zich naar hem toe draaide. Hij voelde het als een trilling in de lucht, als warmte tegen zijn lichaam.
Zibry hield de pols van zijn partner iets te stevig vast. Tranen glinsterden op de wangen van de roodharige.
“Het spijt me,” zei Quinton tegen hen.
Ze keken allebei naar hem op. De roodharige barstte in tranen uit.
“Ben jij dat, Quinton?” klonk Clints stem van boven.
Quinton keek naar boven. Voeten schuifelden. Schaduwen bewogen.
“Ja.”
“Is er nog plaats daar beneden?”
“Zo meteen wel,” zei Zibry met schorre stem, terwijl hij op het deurslot van de ontsnappingscapsule beukte. De deur zwaaide open. Licht stroomde naar buiten.
“Niet doen! Ik kan helpen!” schreeuwde de roodharige, terwijl ze zich probeerde los te trekken.
“De beste manier waarop je kunt helpen is door uit de weg te blijven. En jezelf in veiligheid te brengen.”
Quinton draaide zich om en probeerde niet in de kamer te kijken waar Aisha wachtte. Snel, voordat Clint naar beneden kon komen, klom Quinton de ladder op.
“Nee!” hoorde hij de roodharige gillen.
Quinton trilde toen hij op het bovenste platform stapte en naar het verbonden paar keek. Clint zag er vastberaden uit terwijl zijn partner bleek was, maar zijn ongelijk gekleurde ogen verrieden dat hij hier niet blij mee was.
“Ga,” zei Quinton tegen hen. “Schiet op.”
“Ik wil niet gaan,” schreeuwde de Rictoriaan tegen Clint. “Ik kan iets doen!”
“Kijk in mij,” zei Clint scherp, terwijl hij de schouder van de Rictoriaan vastgreep en boven hem uittorende. “Voel wat ik voel. Je weet dat je niets kunt doen.”
“Alleen omdat jij het zo voelt, wil niet zeggen dat het de waarheid is!”
“Je zei dat je het ermee eens was.”
“Nou, ik heb me bedacht.” Tranen begonnen uit zijn ooghoeken te druppen.
“Het spijt me,” zei Clint, en hij greep de Rictoriaan stevig vast.
Voordat de Rictoriaan kon reageren, tilde Clint hem over zijn schouder.
“Clint!” schreeuwde de Rictoriaan terwijl ze de ladder afdaalden.
Quinton wachtte een tijdje tot zowel Zibry als Clint terugkwamen, terwijl hij intussen luisterde naar het geschreeuw en geroep.
Toen ze eindelijk terugkwamen, kon hij in hun ogen zien wat hij zelf voelde.
Ze zeiden niets.
Ze renden, stil en vastberaden, terwijl hun laarzen op de metalen vloer bonkten.
Op een gegeven moment tijdens het terugrennen passeerden ze Tor en Roco met hun partners.
Ze wisselden een veelbetekenende blik uit, maar zeiden niets terwijl ze in tegengestelde richtingen liepen.
Toen zagen ze Drake. Hij had zijn vrouw over zijn schouder geslingerd.
Hij zag er lijkbleek uit, zijn mond vertrokken in een grimas.
Ze konden de Rictoriaan horen schreeuwen en gillen terwijl hij naar de wachtende ontsnappingscapsule rende.
Ze kwamen bij een kruispunt aan. Zonder een woord te wisselen splitsten de drie Zibons zich op, elk naar hun toegewezen post om zich voor te bereiden op de Wriling-aanval.
Van al hun aartsvijanden, uitgerekend de Wrilings!
Zelfs terwijl hij rende, hoopte hij tegen beter weten in dat het allemaal een grote vergissing was.
Dat het slechts een technisch foutje was. Een misverstand.
Hij bleef naar de ramen kijken, alsof hij ze kon zien.
Maar natuurlijk kon hij ze niet zien - op dit moment zouden ze alleen zichtbaar zijn als een stipje op de sonarschermen van hun schip.
Ze waren niet meer dan een trilling in de zwaartekracht van de dichtstbijzijnde ster.
Maar ze waren dichtbij genoeg om chaos te veroorzaken.
Dichtbij genoeg om angst te zaaien.
Tot zover zijn “vakantie”.
Tot zover de tijd die hij van plan was met Aisha door te brengen om hun band te versterken.
Het was allemaal in rook opgegaan.
Hij hijgde toen hij bij de deur kwam die naar de ontstekingsruimte van de westelijke vleugel leidde.
Drie van zijn collega's, allemaal getraind in het gebruik van radionische trillingen, stonden bij hun computers met headsets op.
Toen hij binnenkwam, draaiden ze zich allemaal naar hem toe.
Ze knikten, begroetten hem stijfjes en draaiden zich toen terug naar hun schermen.
Hij herkende twee van hen, maar had de derde nooit gezien.
Het maakte nu niet langer uit dat Quinton een senior agent was.
Ze waren nu allemaal gelijk.
Quinton nam plaats aan de laatste computer, zijn hart bonzend in zijn keel.
Na zeven maanden was hij nooit betrokken geweest bij de verdediging; hij had slechts twee trainingen gehad.
Als cellulair geneticus was het zijn taak om nieuwe levensvormen te bestuderen - niet om te vechten.
Dat was voor mannen als Roco, Clint en Silo.
Misschien zelfs voor Tor.
Maar hij zou doen wat hij kon.
Hij zette zijn headset op.











































