
Zondige geheimen
Dus je wilt Sins zondige geheimen weten?
Mari. Marcella. Kitten. De stoute Engel van de Zonde... Ik grijp mijn pik vast als ze de kamer binnenstapt, haar witte jurk is strak om haar rondingen gewikkeld. Haar hand glijdt langs mijn schouders en mijn rug, rode nagels graven in mijn huid. “Je bent zo groot,” kreunt ze, “Alsjeblieft, laat me het hebben, Beasty!”
Kom binnen als je durft...
Leeftijdsclassificatie: 18+
Alleen is maar alleen
MARI
"Juffrouw Sinclair, blijf na de les nog even na. Ik moet iets met je bespreken." De kille stem van meneer Keats maakt me nerveus.
Van al mijn leraren is meneer Keats degene voor wie ik het bangst ben. We het lijken nooit met elkaar eens te zijn en telkens wanneer ik bij hem in de klas zit, heb ik het gevoel dat ik iets verkeerd gedaan heb.
Ik knik en vervloek mezelf in stilte. Ik heb nooit het geluk aan mijn kant gehad. Het is zoals ze zeggen, als ik geen pech had, dan zou ik geen geluk hebben.
Ik stop mijn boeken in mijn tas en pak mijn jas, terwijl ik toekijk hoe de rest van mijn klas me aan mijn lot overlaat.
Ik weet niet wat het is met deze man, maar hij geeft me altijd het gevoel dat ik de slechtste leerling ooit ben. Alsof ik niets goed kan doen.
Mijn perfecte cijfers zijn door deze man helemaal gekelderd.
"Juffrouw Sinclair, wil je dat ik je gewoon een onvoldoende geef en het daarbij laat? Het is alsof je het niet eens probeert."
Hij zucht terwijl hij achteroverleunt tegen zijn metalen bureau aan, zijn enkels kruist en zijn vingers in met elkaar verstrengelt tegen de gesp van zijn riem.
Ik richt mijn blik snel weer op hem en probeer de juiste woorden te vinden.
"N-nee meneer, ik doe echt mijn best. Ik probeer echt mijn cijfer voor uw les op te krikken, meneer. Ik hoop dat ik dat met de volgende opdracht kan laten zien."
Ik knik opnieuw en kijk hoe zijn kille bruine ogen me onderzoekend aankijken.
Alsof hij probeert te achterhalen of ik lieg, of misschien is hij gewoon geen fan van mijn kledingstijl.
"Ik betwijfel ten zeerste of je in je eentje zult slagen voor dit vak, juffrouw Sinclair. Heb je er al aan gedacht om bijles te volgen?"
Zijn hele aanwezigheid geeft me een ongemakkelijk gevoel.
Hij geeft me telkens het gevoel alsof ik bekritiseerd en afgewezen word.
"Meneer Keats, dat is een uitstekend idee, maar dat kan ik me niet veroorloven. Ik weet niet wat ik verkeerd doe. Als u me alstublieft wat meer tijd kunt geven, weet ik zeker dat ik mijn cijfer omhoog krijg."
Ik friemel met mijn nagels, duw ze samen, terwijl ik achteroverleun op mijn hielen om wat van de angst die hij veroorzaakt te verlichten.
"Ik geloof niet in optimisme, juffrouw Sinclair. Sterker nog, ik denk dat het op dit moment niet slim is om te optimistisch te zijn."
Door zijn toon voelt het zo definitief, alsof hij zijn besluit al genomen heeft en dat ik onmogelijk nog kan slagen voor zijn vak, dus waarom zou ik het nog proberen?
"Meneer, alstublieft. Ik doen wat er voor nodig in om extra punten te scoren en mijn cijfer te verhogen. Ik kan het me niet veroorloven om niet te slagen voor dit vak; ik heb elk cijfer nodig om mijn diploma te halen. Als ik zak voor dit vak, kan ik volgend jaar niet afstuderen. Meneer, denkt u er alstublieft nog eens over na."
Ik smeek hem met heel mijn hart; ik moet slagen voor dit vak. Ik mag niet zakken. Ik moet afstuderen, zodat ik verder kan studeren.
Ik heb een goede opleiding nodig om een baan te kunnen vinden, en ik heb het geld nodig om mijn gezin te onderhouden. Ons gezin bestaat alleen uit Erik en ik. Hij heeft zich uit de naad gewerkt om ons hier te krijgen.
Hij heeft twee banen; ik zie hem nu al nauwelijks en als ik zak, is al zijn werk voor niets geweest. Als ik zak voor dit vak, dan stel ik Erik teleur, en dat mag niet gebeuren. Hij verdient meer dan dat.
Na de dood van mama, nam hij de wereld op zijn schouders voor mij. Papa heeft ons lang geleden verlaten. Ik herinner me hem niet eens meer. Het is nu wij tegen de wereld.
Ik moet mijn steentje bijdragen. Ik heb hem gevraagd of ik een baan mocht zoeken, maar Erik wees dat idee af en zei dat ik me op school moest concentreren.
Meneer Keats haalt zijn handen uit elkaar en strijkt met zijn middelvinger over zijn wang en zijn stoppelbaard.
Zijn grijze pak spant bij zijn schouders en trekt aan de zijkant naar achteren, waardoor meer van zijn witte overhemd te zien is, dat in zijn bijpassende grijze broek is gestopt.
"Hmm, als je wilt, heb ik misschien een manier om je cijfer te redden. Kom vanavond om vijf uur naar dit adres en ik dan help ik je met je werk. Ik ga het maar één keer aanbieden, dus het is nemen of laten."
Hij draait zich van me weg en trekt een geel Post-it briefje van zijn bureau. Met een zwarte pen krabbelt hij er een adres op, waarna hij het naar me uitsteekt.
Langzaam pak ik het aan en houd het stevig vast. "Dank u, meneer Keats. Ik beloof dat ik er zal zijn. Bedankt voor deze kans." Ik glimlach, immens dankbaar.
Meneer Keats knikt naar me, als teken dat ik kan gaan. Ik huppel bijna het lokaal uit en loop door de gang naar mijn kluisje.
Eindelijk heb ik eens geluk.
Ja, het zal moeilijk zijn om rechtstreekst met meneer Keats samen te werken, maar zolang ik slaag, zal het de moeite waard zijn.
Ik weet hoeveel er van mijn toewijding aan school afhangt.
Mijn broer is maar vier jaar ouder dan ik. Hij kan niet eeuwig voor ons beiden zorgen. Hij heeft niet eens kunnen rouwen om mama, voordat hij weer aan het werk moest.
Hij was net achttien geworden toen ze stierf en mij, zijn vijftienjarige zusje, volledig aan zijn zorgen overliet.
Ik weet dat hij erg hard zijn best doet en dat hij het meeste voor mij verborgen houdt, maar door voor mij te zorgen heeft hij veel verloren.
Hij is met zijn studie gestopt en heeft een extra baan aangenomen. Hij is er zelfs zijn vriendinnetje Dana door verloren, waar hij lang mee samen was, omdat hij geen tijd voor haar had. Hij gaf zijn studiebeurzen op en zette zijn toekomst op pauze.
Van al zijn vrienden zijn alleen Ross en Ben nog overgebleven, die hij niet zo vaak ziet, omdat hij altijd aan het werk is.
Erik is mijn persoonlijke Superman. Ik mag hem niet teleurstellen.
Dat mag gewoon niet gebeuren.
Als hij de wereld aankan, alle stress, de schuld die mama ons naliet, de rekeningen, het opgeven van zijn eigen leven om volledige verantwoordelijkheid voor mij te nemen, dan moet ik op zijn minst wel meneer Keats aankunnen.
Of wie me maar ook in de weg staat.
Als Erik sterk kan zijn, kan ik dat ook.
Ik zorg dat ik alles heb voordat ik de school verlaat en naar huis loop. Het is maar een paar straten verderop, dus het duurt niet lang voordat ik thuis ben en snel mijn huishoudelijke klusjes afwerk.
Erik komt vanavond pas om middernacht thuis, dus ik zorg ervoor dat zijn avondeten klaarstaat, dat zijn kleren schoon zijn en dat ik mijn rommel opruim.
Ik verlaat mijn huis met nog drie kwartier over, neem een bus naar de andere kant van de stad en stap uit bij de juiste halte. Ik controleer het Post-it briefje minstens tien keer opnieuw en kom op tijd bij het adres aan.
Het is drie voor vijf wanneer ik aanklop.
Wanneer meneer Keats de deur opendoet, ben ik sprakeloos. Op school is hij normaal altijd gekleed een pak met stropdas, dus hem thuis zien is op zijn zachtst gezegd vreemd.
Zijn effen witte overhemd staat hem goed. Zijn lichtgrijze joggingbroek lijkt daarentegen niet goed te passen, maar ik zeg er niets van.
"Je bent te laat, juffrouw Sinclair." Zijn kille ogen kijken me doordringend aan en maken me onzeker. Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik eigenlijk op tijd ben.
"Het spijt me, meneer Keats. Ik dacht dat u vijf uur had gezegd."
Mijn blik gaat omlaag naar zijn zwart-witte instappers. Meneer Keats kleedt zich in zijn vrije tijd net als de leerlingen op mijn school. Hij is niet veel ouder—misschien midden dertig—maar toch.
"Je hebt het goed gehoord. Als je niet te vroeg bent, dan ben je te laat. Ik zal niet tolereren dat je te laat komt.
"Voor het geval je het vergeten bent, juffrouw Sinclair, ik doe je een gunst en ga me niet laten uitbuiten door jou," zegt hij zo streng dat ik ineenkrimp bij zijn woorden.
"J-ja, meneer, ik begrijp het helemaal. Het spijt me. Het zal niet meer gebeuren. Dat beloof ik."
Ik kijk naar de grond, want ik heb de moed niet om hem in de ogen te kijken. Het is alsof ik in zijn kwaadaardige draaikolk wordt gezogen als ik ook maar één blik op hem durf te werpen. Alsof hij Medusa is en ik in steen zal veranderen of zo.
"Hm, kom mee." Hij loopt weg en gebaart dat ik hem moet volgen.
Zonder aarzelen loop ik achter hem aan, waarbij ik de deur zachtjes sluit, zodat ik hem mijn volledige aandacht kan geven. Ik haal de riem van mijn tas van mijn schouder en wacht op verdere instructies.
Meneer Keats lijkt druk in de weer met het opbergen van zijn werk.
Zijn huis is mooi. Het ziet er echt uit als het huis van een man. Ik kan zien dat hij alleen woont; zijn vrijgezellenwoning ruikt naar het parfum van een man, en het gebrek aan gezelligheid schreeuwt ‘alleenstaande man’.
Ik weet zeker dat ons huis er hetzelfde uit zou zien als Erik alleen was geweest. Mama hield zich niet zo bezig met interieurdesign.
Niet dat ze dat had kunnen doen. We hadden er het geld niet voor, en wat er overbleef ging op aan haar verslaving en werd door haar opgesnoven.
Mama was cocaïneverslaafd. Ik denk niet dat het lang duurde; ik kan me nog herinneren wanneer ze begon te veranderen. Toen ze een overdosis had genomen leek het ondenkbaar, totdat we haar kamer opruimden.
Ik vond een zakje onder haar matras, een klein zakje in haar lade en poeder verspreid op haar nachtkastje.
Toen we haar handtas terugkregen, ’leek het wel alsof er een wolkje poeder uitkwam, net als in een scène van een komediefilm.
Mijn moeder is twee jaar geleden op Nieuwjaarsdag aan een overdosis overleden. Ze was al twee dagen niet thuis geweest, maar ik dacht dat ze bij haar vriend Scotty was.
Toen die derde dag aanbrak en onze elektriciteit werd afgesloten, wist ik niet wat ik anders moest doen dan Erik gaan zoeken.
Toen ik hem vertelde over mama en dat de stroom was weggevallen, leek hij niet ongerust te zijn. In alle eerlijkheid, hij was op een studentenfeestje en leek meer verveeld omdat ik daar plots was opgedoken dan om wat er eigenlijk aan de hand was.
Toen ik besefte dat hij dronken was, ging ik elders hulp zoeken. Net toen ik de hoop begon te verliezen, kwam Ben aan, dus ik vertelde hem wat er aan de hand was.
Ben sleurde Erik weg van het feestje en nam ons mee naar zijn appartement buiten de campus. Hij woonde samen met Ross en nog een andere kerel, Stevie.
Daar zaten we urenlang tot Erik begon te ontnuchteren en begreep wat er aan de hand was.
Ben bleef bij mij terwijl Erik naar mama's werk ging om naar haar te vragen. Hij hoorde dat mama twee maanden daarvoor haar baan was kwijtgeraakt.
Haar vriendin Cindy zei dat ze mama al weken niet had gezien, en het laatste wat ze over haar had gehoord was dat mama problemen had met een kerel die ze de Gasman noemden.
Twee weken gingen voorbij zonder een woord van haar.
We deden navraag bij ziekenhuizen en gevangenissen, en vroegen rond. De politie leek niet geïnteresseerd en wimpelde ons af.
Omdat het kerstvakantie was, had ik geen school en kon ik niet thuisblijven zonder verwarming in huis.
Ben zorgde voor mij terwijl Erik elke dag op zoek ging naar mama, en steeds met lege handen terugkwam.
Toen de politie naar Bens appartement kwam om de nabestaanden in te lichten, was dat bijna een opluchting.
Ik was degene die de deur opendeed. Ben was net avondeten gaan halen, Erik was weg op zoek naar mama, en Stevie en Ross waren aan het werk.
Ik herinner het me nog steeds alsof het nog geen twee jaar geleden was.
Ik herinner me de agenten die naar ons huis waren gekomen: rechercheur Fordmen en agent Harris.
Ze vroegen of ik alleen was en of mijn broer terug zou komen. Ik vertelde hen dat hij weg was en onderweg terug was, maar als het over mijn mama ging, konden ze het me gewoon vertellen.
Ik voelde het slechte nieuws van hen afstralen; ik wist dat wat ze ook te zeggen hadden, het geen goed nieuws was.
Toen rechercheur Fordmen zei dat ze een vrouw hadden gevonden die aan mijn moeders beschrijving voldeed, en haar lichaam geïdentificeerd moest worden, zei ik alleen maar oké en dat mijn broer en ik naar het mortuarium zouden gaan.
Ik liet ze eruit en bleef alleen achter, met de bittere smaak van de waarheid in mijn mond. Ben kwam terug met armen vol zakken afhaaleten. Met één blik wist hij meteen dat er iets mis was.
"Mari?" zei hij. Mari, uitgesproken als mar-ie, is een afkorting van Marcella. "Wat scheelt er?" Hij liet de tassen op het aanrecht vallen en stond in een oogwenk naast me.
Zijn sterke, gespierde armen spanden zich strak aan zijn zij. Zijn handen waren tot vuisten gebald en hij spande en ontspande ze steeds opnieuw. Zijn lichtblauwe ogen gaven me een warm gevoel, alsof ik onder de zomerhemel stond.
"Mijn moeder is dood, en Erik en ik moeten haar lichaam identificeren. De politie was net hier," zei ik gevoelloos.
De dreigende hand van de dood viel over me heen en liet me verdoofd achter.
Bens gezicht vertrok even, maar hij herpakte zich meteen en bleef rustig. Ik zag zijn kaken op elkaar klemmen en de bedachtzaamheid in zijn ogen verschijnen.
Ben is altijd al gigantisch groot geweest. Toen ik klein was, was ik ervan overtuigd dat hij een beer was. Zijn donkerbruine haar deed me denken aan een bruine grizzly.
Hij was altijd al veel groter dan wij allemaal, en toen hij eenmaal begon te sporten, werd hij ook breder.
"Misschien hebben ze de verkeerde persoon en loopt ze nog ergens rond. Misschien is ze niet dood." Zijn stem klonk zachter dan ik ze ooit had gehoord.
Ben is altijd al ijzersterk geweest. Hij is Eriks beste vriend en even oud als hij, maar ik heb het ook altijd goed met hem kunnen vinden.
Ik schudde mijn hoofd nee. Ik wist het op het moment dat de agenten aanklopten. Mijn moeder was echt dood. Ik wist het in mijn hart.
Toen Ben zijn hand in de mijne legde en onze vingers in elkaar verstrengelde, voelde ik de muur afbrokkelen en het verdriet me overspoelen. Nog voor de eerste traan in mijn ogen prikte, had Ben me al in zijn armen.
Hij hield me stevig tegen zijn borst terwijl ik snikte en zijn shirt nat maakte, want ik kreeg geen lucht. Ik huilde zo hard; niemand had me ooit zo vastgehouden. Het was alsof hij me net zo hard nodig had als ik hem.
Ik huilde tot mijn hart geen tranen meer kon laten, waarna ik me gewoon leeg voelde. Ben liet me nooit los. Hij zei nooit dat ik moest stoppen of kalmeren. Hij hield me gewoon vast en speelde met mijn haar.
Toen Erik thuiskwam, was Ben degene die het hem vertelde, terwijl ik mijn gezicht ging wassen. Mijn broer en ik gingen naar het mortuarium om naar het lijk van mama te kijken. De volgende dagen vlogen in een waas voorbij.
Het enige wat ik me echt herinnerde was Ben. De manier waarop hij me steunde en ervoor zorgde dat ik oké was. Een grizzlybeer die nooit van mijn zijde week.
Toen ik Erik vroeg om de staat de voogdij over mij te laten overnemen zodat hij verder kon gaan met zijn leven, kwam de hele groep in opstand.
Ben, Erik, Ross en Stevie—die allemaal als broers voor me werden na mama's dood, niet alleen Erik—gaven me ervan langs omdat ik het zelfs maar durfde te vragen.
Ik denk er nog steeds zo over.
Het zou makkelijker voor hem zijn geweest.
"Meneer Keats, wilt u hier beginnen?" vraag ik terwijl hij de stapel papieren opruimt en zijn donkerrode leren bank leegmaakt.
Hij zegt niets; hij erkent mijn aanwezigheid helemaal niet. Ik sta achter hem en wacht rustig tot onze bijles begint.
Het lijkt wel een eeuwigheid voordat hij klaar is en me vraagt mijn tas neer te zetten en hem de kamer uit te volgen.
Daar gaan we.











































