
In de buurt boek 1: Wat buren doen
Lara geniet van haar leven. Ze heeft een geweldige baan, lieve vrienden en een fantastisch nieuw appartement. Er is echter één nadeel: haar overbuurman zit haar altijd dwars en is ongetwijfeld op deze aarde om haar leven tot een hel te maken. En wat nog erger is? Ze kan haar handen maar niet van hem afhouden.
1: Hoofdstuk 1
Boek 1: Wat buren doen
Lara trapte keihard op de rem van haar vijftien jaar oude wagen en toeterde als een bezetene naar de idioot die net voor haar neus was ingevoegd.
‘Lieverd, is alles in orde?’ De bezorgde stem van haar moeder klonk uit de telefoon op het dashboard, die daar gevaarlijk heen en weer wiebelde.
‘Alles goed, mam,’ zei Lara, die haar irritatie amper kon verbergen. ‘Maak je geen zorgen.’
‘Je weet dat ik me altijd zorgen maak—’
‘Dat weet de hele wereld,’ mompelde Lara.
‘Wat zeg je?’
‘Niks,’ zei Lara vlug. ‘Ik ben bijna op mijn werk, mam, dus ik moet ophangen.’
‘Oké. Lekker werken, schat, en wees voorzichtig!’
‘Komt goed. Doe papa de groeten.’
Lara nam afscheid van haar moeder en parkeerde bij het Kinsley General Hospital. Ze hield van haar ouders, maar soms voelde ze zich na een gesprek met hen compleet overspannen en kreeg ze het gevoel dat ze moest overgeven.
Ze bleef nog even in de auto zitten om op adem te komen. Het telefoontje met haar moeder en de ergernis in het verkeer maakten dat ze behoefte had aan een momentje voor zichzelf.
Ze was geen fan van avonddiensten omdat het onderweg dan drukker en dus stressvoller was dan 's ochtends. Ze vertrok altijd ruim op tijd om zeker te zijn dat ze niet te laat zou komen.
Lara besefte dat ze het eigenlijk goed voor elkaar had.
Ze had een fijne baan waar ze plezier in had, ook al was het hard werken. Het ziekenhuis betaalde haar genoeg om een mooi appartement te kunnen huren en een eigen wagen te hebben, en haar koelkast was altijd goed gevuld.
Meestal liep alles op rolletjes.
Maar als het misging, ging het ook goed mis.
Enkele uren na de start van haar dienst – de eerste sinds ze twee weken vrij had genomen om te verhuizen – voelde Lara zich weer in haar element. Ze had net haar derde patiënt van de avond gehecht, en tot nu toe was het een rustige dienst geweest.
‘U hebt zachte handen,’ zei meneer Mandaby met trillende stem terwijl hij toekeek hoe Lara haar hechtmateriaal opruimde. Hij had er bleekjes uitgezien sinds hij binnenkwam met een lange, maar oppervlakkige snee in zijn been.
Lara glimlachte naar hem in een poging hem gerust te stellen nu alles in orde was. ‘De beste hechter van de klas,’ zei ze, half voor de grap maar ook een beetje serieus.
Ze wendde zich tot zijn vrouw, die naast hem stond en er minder bezorgd uitzag dan haar man. Lara legde uit hoe ze de wond moesten verzorgen en stuurde hen door naar de SEH-arts voor eventuele medicatie.
‘Dank u wel, zuster Hendry,’ zei mevrouw Mandaby.
Meneer Mandaby piepte even en zei toen: ‘Ja, ja, bedankt zuster.’ Hij wreef over zijn achterwerk, waar zijn vrouw hem waarschijnlijk een pijnlijk kneepje met haar lange rode nagels had gegeven. ‘Hopelijk blijft het rustig vanavond.’
Lara was niet bijgelovig, maar elke zorgverlener wist dat zodra iemand het woord ‘rustig’ liet vallen, het gegarandeerd storm zou lopen.
Op dat moment klonk er een bericht door de intercom, en iedereen in de ruimte spitste de oren.
‘Code oranje, alle beschikbare eenheden moeten zich melden bij de Spoedeisende Hulp. Herhaling, code oranje, alle beschikbare eenheden moeten zich melden bij de Spoedeisende Hulp.’
Als traumaverpleegkundige was Lara al op de Spoedeisende Hulp, dus ze was een van de eersten die zich bij haar leidinggevende meldde voor instructies.
In het begin ging het nog langzaam, maar al snel stroomden steeds meer ziekenhuismedewerkers toe. Verpleegkundigen, assistenten, artsen – iedereen die niet bezig was met een patiënt kwam een handje helpen.
Een snelwegbrug was ingestort, met veel doden en gewonden tot gevolg. Als dichtstbijzijnde traumaziekenhuis zou KGH veel spoedpatiënten binnenkrijgen.
Nadat iedereen hun instructies had gekregen, maakte Lara bedden klaar voor de eerste groep gewonden die naar haar afdeling zouden komen. Toen de patiënten begonnen binnen te stromen, hielp Lara waar ze het hardst nodig was.
Terwijl ze een arts assisteerde bij het zetten van een gebroken been, keek Lara opzij en zag ze dokter Baumgartner, het hoofd chirurgie van KGH en tevens traumachirurg. De arts keek haar lang aan voordat hij afkeurend zijn hoofd schudde.
Lara voelde haar bloed koken.
Dr. Baumgartner stond erom bekend dat hij moeilijk tevreden te stellen was. Ondanks dat ze vaak met hem had samengewerkt – zijn patiënten voorbereidde op operaties, zijn artsen assisteerde op de SEH en de wonden van zijn patiënten verzorgde – vond hij altijd wel iets aan te merken op haar werk.
Lara kon wel tegen wat kritiek, maar hij ging altijd te ver. Als ze haar werk perfect deed, zei hij dat ze niet vriendelijk genoeg was tegen patiënten.
Dat was nogal ironisch van een man die zo stekelig was dat een cactus er verlegen van zou worden.
Een paar minuten later was Lara bezig haar werkplek op te ruimen en stuurde ze twee vrienden met oppervlakkige snijwonden weg, toen ze een hoop kabaal hoorde.
Twee bedden verderop lag een grote patiënt wild om zich heen te slaan. Zijn armen en benen raakten artsen en verpleegkundigen, en hij gooide een dienblad met instrumenten op de grond.
Lara pakte snel een nieuw dienblad met materiaal en haastte zich ernaartoe. Ze zette het ver weg neer voordat ze probeerde de patiënt in bedwang te houden. Ze was er bijna in geslaagd een van zijn polsen vast te binden toen hij zich weer losrukte.
Zijn grote hand kwam recht op haar gezicht af, en toen, plotseling, stopte hij.
Een andere hand greep de vuist vlak voor haar gezicht vast en duwde hem naar beneden, lang genoeg om hem vast te kunnen binden.
‘Gaat het?’
Lara draaide zich om naar de verzorger die haar net had gered van een klap in haar gezicht, misschien zelfs een hoofdletsel. ‘Ja, ik—’
Ze viel stil toen ze de gespierde man naast haar zag. Poeh. Hoe had ze hem nooit eerder opgemerkt?
‘J-ja, het gaat goed, bedankt. Je hebt mijn leven gered,’ zei ze half grappend.
‘Ach, hooguit je ego,’ grapte hij met een vriendelijke glimlach.
Hij hielp het team de man goed vast te maken voordat hij wegging om anderen te helpen die hem nodig hadden. Met alle chaos en angst in het ziekenhuis was Lara er zeker van dat er meer hysterische patiënten waren die gekalmeerd moesten worden.
Pas toen haar lange, zware dienst erop zat, realiseerde ze zich dat ze nooit zijn naam had gevraagd.
Lara bladerde gedachteloos door haar post terwijl ze met de lift naar haar verdieping ging. Normaal gesproken vond ze het wel leuk om haar post door te kijken, maar vandaag was ze te moe om ervan te genieten.
Reclame, reclame, een rekening en nog meer reclame.
Ze zuchtte terwijl ze verder door de enveloppen ging en— dat was niet haar post.
De deuren gingen open en ze liep naar buiten, sloeg rechtsaf en bleef naar beneden kijken naar de onbekende naam.
Zavien Crane.
Ze vroeg zich af of het misschien de vorige bewoner was, of dat er gewoon een typefout in het appartementsnummer stond.
Wat slordig.
Ze fronste en dacht na over wie deze persoon zou kunnen zijn, toen ze plotseling tegen een hard, warm lichaam aan botste.
‘O jee, het spijt me zo!’ zei ze, terwijl ze bukte om haar gevallen post op te rapen. ‘Ik heb een lange dag op het werk gehad, en ik kan zo onhandig zijn—’
Lara stopte abrupt met praten en staarde en knipperde naar de man voor haar, terwijl ze gehurkt op de vloerbedekking in de gang zat.
Daar stond hij – de gespierde man uit het ziekenhuis – met zijn hand uitgestoken om haar de enveloppen aan te reiken.

















































