
Instinct
Annabelle wilde alleen haar hoofd leegmaken, maar een onverwachte sneeuwstorm sluit haar op op een afgelegen berg tijdens haar rotsklimtocht. Terwijl ze op zoek is naar onderdak, stuit ze op de gewonde en knappe Blake, een man die zich verborgen houdt voor de samenleving op North Mountain. Terwijl ze worstelen om de elementen te overleven, onthult Blake stukjes van zijn verleden, een verhaal dat Annabelle maar al te goed kent. Kan ze hem helpen zijn naam te zuiveren voordat hun romance afkoelt?
1: Hoofdstuk 1
ANNABELLE
Ik hapte naar adem toen mijn voet weggleed. Mijn verkleumde vingers klemden zich vast aan de rots terwijl het klimtouw me in balans hield. Mijn hart bonsde toen ik omlaag keek en mijn houvast weer vond.
De ijzige regen en sneeuw maakten elke beweging gevaarlijk. Stel je voor dat een stuk van mijn uitrusting los zou schieten door het gladde ijs? Ik zou kunnen vallen gewond onderaan deze klif terecht komen en maar hopen dat iemand me zou komen redden.
Ik schudde mijn hoofd, haalde diep adem en liet het langzaam weer ontsnappen. Nee, dat zou niet gebeuren. Het zou wel goedkomen. Ik moest gewoon de top bereiken en een schuilplaats vinden tot de storm voorbij was.
Een windvlaag joeg door de bomen op de bergrug en blies sneeuw in mijn gezicht. Ik huiverde terwijl het zweet over mijn wangen liep en ik probeerde het benauwde gevoel in mijn keel weg te slikken.
'Ik ben er bijna,' mompelde ik, terwijl ik mezelf omhoog hees en naar een nieuw houvast zocht.
Ik negeerde de pijn in mijn spieren. Ik was doodop, maar de plotselinge storm dwong me door te gaan en op de top een schuilplaats te zoeken.
Ik keek op naar de loodgrijze lucht en zag mijn adem in de ijzige lucht terwijl de temperatuur bleef dalen. De snijdende wind gierde om me heen en er viel steeds meer sneeuw. De onverwachte sneeuwstorm werd met de minuut heviger.
Wat een plezierige klim had moeten zijn, was nu een strijd om te overleven geworden. Ik lachte bitter. Ik was er in mijn eentje op uit getrokken om even het verhaal waaraan ik het afgelopen jaar gewerkt had te kunnen vergeten.
Na er flink aan te hebben getrokken om zeker te zijn dat het stevig vastzat, bevestigde ik mijn touw en klom verder. Normaal gesproken zou ik van het uitzicht en de frisse lucht genieten, maar nu had ik al mijn aandacht nodig om de top te bereiken.
Na wat een eeuwigheid leek, trok ik mezelf eindelijk over de rand. Ik slaakte een korte zucht van opluchting. Ik maakte mezelf los van het touw en stond behoedzaam op. Ik lette goed op waar ik op de ijzige rots stapte en speurde naar een schuilplaats.
Ik sloeg mijn armen om me heen in een poging warm te worden terwijl mijn hart tekeer ging. Ik keek om me heen, in de hoop een plek te vinden waar ik kon schuilen, maar ik zag niets. Mijn gedachten raasden terwijl de angst toesloeg. Toen zag ik langs de rand van de klif een smal pad met bomen .
Het was ijskoud geworden bovenop de berg, waardoor ik rilde in mijn doorweekte kleren. De situatie werd met de minuut nijpender. Ik wist dat als ik nog langer in de open lucht bleef, ik onderkoeld zou kunnen raken.
Behoedzaam liep ik over het pad, opgelucht toen het breder werd en het bos in leidde. Ik bleef doorlopen, mijn armen wrijvend.
Toen, boven de gierende wind en het krakende geluid van ijs onder mijn schoenen uit, hoorde ik iets wat op een stem leek. Het was zo zacht dat ik eerst dacht dat ik het me verbeeldde, maar toen hoorde ik het weer.
Ik werd bang en versnelde mijn pas. Hoorde ik dingen? Was ik al onderkoeld aan het raken? Wat als het een of andere gestoorde moordenaar was zoals in films, die probeerde me naar zijn enge hut in het bos te lokken?
De stem riep opnieuw, dichterbij nu en ik bleef stokstijf stilstaan. Er was hier zeker iemand die net als ik vastzat en diegene klonk gewond.
Ik wist niet wat ik moest doen. Ik kon ze niet zomaar aan hun lot overlaten. Ze zouden hier kunnen sterven in een storm als deze. Ik moest ze helpen.
'Je kunt dit, Annabelle,' zei ik tegen mezelf, terwijl ik de zwakke kreten volgde en hoopte dat dit geen val of zoiets was. 'Alsjeblieft, wees geen moordenaar.'
Ik liep in de richting van de hulpkreten, en voelde me steeds ongeruster naarmate ze luider werden. Ik duwde een kleine tak opzij en bleef staan toen ik iets zag.
'O, mijn god,' zei ik, dichterbij stappend.
Mijn keel kneep samen toen ik het bleke, van pijn vertrokken gezicht van een gewonde man zag. Hij lag in de sneeuw en hield zijn bloedende been vast.
'Alsjeblieft...,' zei hij met zwakke stem tussen zijn op elkaar geklemde tanden door, zijn lichtbruine ogen smeekten me om hulp. 'Alsjeblieft... help...'














































