
Gemerkt voor het leven
Zij is een mens, en bang voor twee dingen: liefde en wolven.
Hij is een wolf die vastbesloten is om te bewijzen dat alfa's vriendelijk kunnen zijn.
Nadat ze aan haar verschrikkelijke partner is ontsnapt, wil Maisie alleen nog maar een normaal mensenleven. Ze is bereid alles op te offeren om dat te bereiken... of toch niet? Als ze een goedhartige tweedekans partner ontmoet, moet ze beslissen of hun liefde het risico waard is. Zal Maisie opnieuw kunnen liefhebben voordat haar geheimen haar te boven komen?
De Ontsnapping
MAISIE
Het regent pijpenstelen en ik kan de weg amper zien. Ik tuur door de voorruit naar de witte strepen tussen de rijbanen en vraag me af of ik nog op de weg zit.
Dat moet wel.
Ik leun voorover in mijn stoel. De regen slaat keihard op het dak en mijn ruitenwissers gaan als een gek heen en weer, maar ik zie nog steeds geen hand voor ogen.
Opeens zie ik een witte streep – het midden van de weg. Ik ben te ver afgedwaald en rijd er bovenop. Ik geef een ruk aan het stuur om terug in mijn rijbaan te komen. Mijn banden maken een gierend geluid en de auto slingert over de weg.
Ik weet nog net de controle te behouden, maar ik ben doodsbang. Eigenlijk zou ik langzamer moeten rijden, want deze storm is levensgevaarlijk en ik kan elk ogenblik verongelukken, maar in plaats daarvan trap ik harder op het gaspedaal wanneer ik in de verte gehuil hoor.
Kunnen wolven een auto bijhouden? De regen is zo oorverdovend dat ik ze waarschijnlijk toch niet zou horen.
Ben ik al ver genoeg weg? Ben ik eindelijk veilig?
Hoe langer ik rijd, hoe misselijker ik me voel. Mijn maag draait zich om en ik kan amper ademhalen. Ik weet dat als ik terugga, de pijn meteen zal stoppen. Maar dat kan ik niet doen. Ik kan nooit meer terug.
Plotseling schiet er een scherpe pijn door mijn nek en schouder. Ik laat het stuur los en raak de pijnlijke plek aan – een rode wond aan de linkerkant van mijn nek.
Wat kan ik doen om dit te stoppen? Hoe meer ik eraan zit, hoe zieker ik me voel.
Ik moet dit aankunnen. Ik heb geen andere keuze.
Mijn zicht wordt wazig. Ik rijd nog steeds veel te hard over de spekgladde weg en mijn ruitenwissers kunnen de regen nauwelijks bijhouden. Ik hoop dat ik niet flauwval tijdens het rijden.
Ik trap het gaspedaal nog verder in, in een poging zoveel mogelijk afstand te creëren tussen mij en mijn achtervolgers. Op dat moment begint de auto naar links te glijden, terwijl de weg naar rechts buigt.
Ik draai aan het stuur, maar het heeft geen zin meer en de auto slaat over de kop.
Ik hoor luide knallen en metaal dat scheurt. De airbag raakt mijn borst met een harde klap, waardoor de lucht uit mijn longen wordt geslagen en de pijn in mijn nek even af lijkt te nemen.
Ik open mijn ogen, maar het licht is zo fel dat ik mijn gezicht met mijn arm moet bedekken.
Langzaam open ik één oog en kijk om me heen. De kamer is oogverblindend helder en het licht weerkaatst op de witte muren.
Het ruikt naar schoonmaakmiddel.
Waar ben ik?
"Hallo daar," zegt een vrolijke vrouw die in het wit gekleed is tegen me. Ze loopt naar me toe met een klembord in haar armen. "Je bent eindelijk wakker! Hoe voel je je?"
Ik probeer te praten, maar mijn keel doet pijn en ik ben misselijk. Mijn hoofd bonkt zo erg dat ik het in mijn oren kan horen.
Ze kan me toch niet helpen, dus ik lieg: "Goed, denk ik. Waar ben ik?"
"In Townsend, Tennessee. Je bent in het ziekenhuis lieverd, maar het komt wel goed met je. Weet je nog iets van het ongeluk?" Haar bruine ogen kijken bezorgd terwijl ze de apparaten om me heen controleert.
Ik sluit mijn ogen en haal diep adem. Langzaam begin ik me dingen te herinneren. Ik was aan het rijden. Ik was op de vlucht en de auto sloeg over de kop. Ik moet bewusteloos zijn geraakt. "Een beetje," zeg ik tegen haar. "Er was een storm."
"Goed zo. Het kan even duren voordat je alles weer weet. Wat is je naam, lieverd? Is er iemand die we voor je kunnen bellen?"
"Maisie. Eh, nee, ik heb geen..." Ik stop met praten als ik aan mijn familie denk.
"Geen probleem. We zullen goed voor je zorgen. Je bent nu deel van onze familie. Ik laat de dokter en de anderen weten dat je wakker bent." Ze raakt zachtjes mijn hand aan en verlaat de steriele kamer.
Het is doodstil nu ze weg is. Had ik echt een auto-ongeluk gehad? Na alle enge, vreemde dingen die me de afgelopen weken zijn overkomen, lijkt een auto-ongeluk zo normaal.
Zo gewoon. Zo menselijk.
Wat zei mijn moeder nou altijd als ik gestrest was over school of werk? "Rustig ademhalen; denk aan fijne dingen, Maisie."
Ik haal diep adem, houd het even vast en adem dan langzaam uit.
Rustig ademhalen, Maisie.
De deur gaat open en er komen drie mensen de kleine ziekenhuiskamer binnen.
"Hallo Maisie. Ik ben dokter Everett. Hoe voel je je?" vraagt een oudere vrouw met grijs haar, terwijl ze in een stoel naast mijn bed gaat zitten.
Ik knik, en probeer niet naar de twee zwijgende mannen achter haar te kijken. Ik voel de angst in me aanwakkeren terwijl ze me observeren. Ze zijn groot en gespierd. "Het gaat wel," zeg ik zachtjes.
Terwijl ze mijn hartslag controleert, praat de dokter verder: "Goed om te horen. Het was een flink ongeluk. Je hebt wat gebroken botten en wat snij- en schaafwonden. Heb je veel last van je verwondingen?"
Voor het eerst sinds ik wakker ben, denk ik na over hoe mijn lichaam aanvoelt. Er zit een verband om mijn linkerarm en nog een andere strak om mijn borst. Ik heb schaafwonden op mijn andere arm en hand en alles doet pijn.
"Het gaat wel. Niets doet echt heel erg pijn," lieg ik, in een poging normaal te klinken.
"Nou, je moet wel heel sterk zijn, Maisie." De dokter stopt even en kijkt op van haar instrument om me aan te kijken. "We zagen ook wat oudere verwondingen. Kun je me daar iets over vertellen?"
Haar stem klinkt vriendelijk, maar ze klinkt serieus. Alle drie kijken ze me aan, terwijl ze wachten op een antwoord – een antwoord dat ik ze niet kan geven.
"Niets bijzonders eigenlijk. Ik ben gewoon onhandig." Ik kijk niemand aan terwijl ik praat.
Dokter Everett pakt voorzichtig mijn hand vast. "Je zou wel de onhandigste persoon ooit moeten zijn om zulke verwondingen op te lopen."
"We vonden ook een beet in je nek," zegt ze. "Kun je me daar iets over vertellen?"
Ik denk dat ik gebeten ben door een weerwolf; niks vreemds. Maar dat kan ik niet hardop zeggen. Ik schud mijn hoofd en probeer overtuigend te klinken. "Er valt niets te vertellen. Dat was gewoon, eh, een hond die me een tijdje geleden heeft gebeten."
Ze trekt een wenkbrauw op, duidelijk niet overtuigd.
De mannen achter haar kijken ook alsof ze me niet geloven.
Ik moet echt beter worden in liegen.
"Dat is vreemd. De beet is namelijk veel groter dan elke hondenbeet die ik ooit heb gezien. Alsof iets anders dit bij je heeft gedaan? Iets behoorlijk groots, zo te zien. Heeft iets anders je gebeten, Maisie?"
Ik probeer te glimlachen en vecht tegen de misselijkheid.
"Het gaat echt goed, echt waar. Ik ben er al voor bij de dokter geweest thuis; het is allemaal in orde. Mag ik nu gaan?"
Ze schudt haar hoofd. "Ik kan je helaas nog niet laten gaan. We moeten je verwondingen in de gaten houden, dus je zult hier nog een paar dagen moeten blijven. Is er iemand die we voor je kunnen bellen? Misschien iemand in het bijzonder, die zou willen weten dat je veilig bent?"
"Nee... nee... Er is niemand om te bellen."
De dokter opent haar mond om te spreken, maar stopt dan. Haar ogen vernauwen zich, maar ze vraagt niet verder. "Oké, Maisie. Probeer wat te rusten. Ik kom je straks weer controleren."
Maar ik ben vrij, en dat is al beter dan gisteren. Voor nu is dat alles wat telt.













































