
Royal Legacy 1: De opkomst van de halvemaan
Als Josephine Taylor teruggaat naar haar geboortestad, wil ze verder als dokter, maar ze wil niet de partnerband aangaan die ontstaat met alfa August Hayes. Als de wolfloze dochter van een machtswellustige alfa draagt Josephine de littekens van haar vaders hebzucht, die hun roedel heeft vernietigd en haar wees heeft gemaakt. Nu heeft het lot haar verbonden met August, de alfa die vastbesloten is om de erfenis van de roedel te herstellen. Samen worden ze meegesleurd in een dreigende oorlog om de wrede Weerwolvenraad omver te werpen en de vrede in het koninkrijk te herstellen. Maar zal hun band sterk genoeg zijn om het beest te verslaan dat hen op de hielen zit, nu er meer op het spel staat dan ooit?
Hoofdstuk 1
JOSEPHINE
Plotseling schoot ik wakker. Mijn hart bonkte in mijn keel terwijl ik naar adem hapte. Ik knipperde snel een paar keer met mijn ogen in de hoop dat mijn zicht zou opklaren.
Ik keek verwoed de kamer rond. Het duurde even voor het tot me doordrong waar ik was: mijn hotelkamer in Rhode Island.
Ik kreunde en draaide me om in bed. Ik drukte mijn gezicht in het kussen om mijn frustraties te onderdrukken. Zelfs in de duisternis van mijn kamer en de zachtheid van het kussen zag ik die doordringende blauwe ogen nog steeds voor me.
Al jaren achtervolgden ze me in mijn dromen. Ik zag nooit een gezicht of lichaam, en hij zei nooit iets. Maar diep vanbinnen, instinctief, wist ik dat die ogen bij een man hoorden die speciaal voor mij bestemd was.
Ik rolde uit bed en strompelde naar de overkant van de kamer. Ik vloekte toen ik mijn teen stootte tegen de ladekast. Ik was gisteravond laat aangekomen na de rit vanuit New York City en had de tijd niet gehad de kamer eens te bekijken voordat ik als een blok in slaap viel.
Ik zocht naar de lichtschakelaar en kreunde toen het felle licht boven me aan ging. Daarna keek ik op mijn telefoon - en had er meteen spijt van. Twee berichtjes en een gemiste oproep van mijn broer.
Ik had hem niets verteld over mijn plan om hierheen te komen. Maar op de een of andere manier wist hij het al. Hij leek altijd alles over me te weten. Het was om gek van te worden.
Ik legde mijn telefoon weg en liep naar mijn koffer. Ik had nog twee uur voor mijn sollicitatiegesprek bij het plaatselijke ziekenhuis, en ik moest er netjes uitzien. Maar ik moest toegeven dat ik me best zeker voelde van mijn zaak.
Tot vorige week werkte ik als arts in een van de meest prestigieuze privéziekenhuizen in New York City. Ik stond op het punt de jongste afdelingshoofd in de geschiedenis van NYU te worden. Nu was ik hier, me aan het klaarmaken om te solliciteren voor een baan op de spoedeisende hulp in het kleine stadje Little Compton.
Ik zou hier niet moeten zijn. Ik gaf zoveel op - alleen maar voor de kans om een bepaald paar prachtige blauwe ogen te vinden.
Ik wurmde me in een strakke grijze broek en trok een donkerblauw shirt met kleine rode bloemetjes over mijn hoofd.
Daarna ging ik naar de badkamer om mijn tanden te poetsen en mijn haar te fatsoeneren; het zat helemaal door de war van het slapen. Ik moest veel liggen woelen hebben terwijl ik in mijn dromen probeerde dichter bij die ogen te komen.
Ik haalde een kam door mijn rode krullen, spoot er wat product op en hoopte dat mijn haar vandaag zou willen meewerken zonder mijn krultang te moeten gebruiken. Ik schoof mijn pony achter mijn oren en bewonderde mezelf in de spiegel.
Ik trok mijn neus op, waardoor de sproetjes op mijn wangen een klein dansje deden terwijl ik naar mezelf glimlachte in de spiegel. Tevreden met hoe ik eruit zag, deed ik het licht in de badkamer uit en liep terug naar het bureau waar mijn schoenen stonden.
Ik trok een paar stijlvolle, donkerblauwe sneakers aan en griste mijn donkerrode jasje van de rugleuning van de bureaustoel. Ik ritste mijn koffer dicht en controleerde nog eens of ik alles had voordat ik vertrok.
Buiten reed een man met vettig, donkerblond haar mijn auto voor en opende het portier voor me. Ik glimlachte beleefd en stak een fooi in zijn hand.
De man verstevigde zijn greep op mijn vingers voor ik me kon terugtrekken en boog voorover om aan mijn nek te snuffelen. Ik verstijfde, trok mijn hand weg en duwde hem opzij om de deur van mijn auto dicht te slaan, terwijl de man me vanaf de stoep aanstaarde.
Hij was waarschijnlijk verbaasd over hoe krachtig ik hem had weggeduwd, hoe snel ik weg kon komen. Hij had waarschijnlijk gedacht dat een mens een makkelijk doelwit was voor zijn lugubere gedrag.
Ik reed naar een koffiebar waar ik graag kwam toen ik hier als tiener in de buurt woonde. Het was een paar straten verwijderd van het ziekenhuis, en ik parkeerde langs de kant van de weg. Toen ik de deur opende, rinkelde er een belletje boven mijn hoofd om mijn aanwezigheid aan te kondigen.
De meeste klanten verroerden zich niet, maar een paar onmenselijk mooie gezichten keken boos op. Ik rolde met mijn ogen en wandelde naar de toonbank, terwijl ik in mezelf mopperde dat iedereen hier een stuk minder verwelkomend was dan ik me herinnerde.
Ik bestelde een vanille latte en wachtte aan de zijkant tot mijn nummer werd omgeroepen. Met mijn drankje in de hand liep ik weer naar buiten naar een van de kleine ijzeren tafeltjes op de stoep.
Terwijl ik van mijn latte nipte, keek ik op mijn horloge: nog een uur tot mijn sollicitatiegesprek.
Ik was net aan het bedenken hoe ik de tijd kon doden toen iets mijn aandacht trok. Ik draaide mijn hoofd naar het kruispunt voor me. Een glanzende zwarte auto sloeg linksaf bij het stopbord, en ik keek gefascineerd toe terwijl hij me voorbij reed.
Ik bleef staren terwijl hij de straat af reed, mijn lichaam als betoverd.
Ik schoof agressief mijn stoel naar achteren, gooide mijn halfvolle latte in de vuilnisbak en sprong in mijn auto. Ik zou wel de tijd doden in het ziekenhuis. Misschien zou ik al eerder op gesprek mogen.
Alles was beter dan naar auto’s te staren als een hond die wachtte op zijn baasje, terwijl ik me afvroeg in welke de blauwe ogen zaten die ik zo graag wilde vinden.
De deur van de sollicitatieruimte in het ziekenhuis ging open en een vrouw met kort grijs haar kwam naar buiten. Haar rode bril omlijstte haar chocoladebruine ogen, en een witte doktersjas bedekte haar rode jurk. Ze glimlachte naar me en stak haar hand uit.
“Dokter Taylor, wat fijn om je te ontmoeten! Ik ben dokter Sheila Grace, hoofd van de spoedeisende hulp,” zei ze voordat ze me de kamer in loodste.
Toen dokter Grace opzij stapte om me een stoel aan te wijzen, haalde ik diep adem en rook de meest bedwelmende geur ooit in de lucht. Ik viel bijna plat op mijn gezicht van verbazing.
Godzijdank stond dokter Grace met haar rug naar me toe en zag ze me niet struikelen, maar de rest van de aanwezigen helaas wel. Ik ademde diep in, en de geur van kaneelbroodjes en kruiden drong meteen mijn zintuigen binnen. Ik had nog nooit zoiets ervaren, maar ik wist wat het moest betekenen.
Ik keek naar de gezichten van de mensen voor me. Drie vrouwen en drie mannen, van wie er twee witte jassen droegen. Dokter Grace stelde ze een voor een voor, en ik negeerde haar volledig. Met moeite dwong ik mezelf om op te letten.
“Dit is dokter Melinda Knox,” zei dokter Grace. “Zij is een van de andere spoedeisende hulp artsen met wie je zou samenwerken. Verpleegkundige Kasey zou een van je belangrijkste assistenten zijn - zij is onze reddende engel.”
Dokter Grace giechelde en wierp een blik op een meisje in een blauw verplegingsuniform dat er ongeveer even oud uitzag als ik. Toen ging ze verder: “Maxine werkt bij de administratie, net als Jack. Dokter Michael Robbins is hoofd chirurgie.”
Ze draaide zich om naar de laatste man. “En tot slot hebben we meneer August Hayes. Hij is een van de meest gulle donateurs van het ziekenhuis.”
Meneer August Hayes was verantwoordelijk voor de geur van kaneelbroodjes en herfstkruiden. Zelfs als zijn intense lichaamstaal het niet had verraden, om nog maar te zwijgen van de indringende blik die in mijn ziel leek te staren, zou ik die elektrische blauwe ogen onmiddellijk hebben herkend.
Die ogen hadden me al jaren van mijn slaap beroofd.
Ik kronkelde ongemakkelijk voor de groep terwijl dokter Grace me naar mijn stoel leidde. Ze keek me bezorgd aan, en ik wist dat ik mezelf moest herpakken. Ik ging zitten en sloeg snel mijn benen over elkaar, in een poging mezelf kleiner te maken.
Verpleegkundige Kasey grijnsde en wierp me een blik toe alsof ze precies wist wat er aan de hand was.
Ik zuchtte door mijn mond, voorzichtig om niet nog meer van meneer August Hayes' geur in te ademen. Ik moest mezelf herpakken.
Ik zou niet de arts uit New York City zijn die een ziekenhuis in Little Compton binnenliep en zichzelf meteen voor gek zette door zich op een wildvreemde te storten. Ik plakte een glimlach op mijn gezicht.
“Aangenaam kennis te maken met jullie allemaal. Ik ben dokter Josephine Taylor,” zei ik. Ik zweer het, ik zag meneer Hayes ter plekke smelten.
Ik was tenminste niet de enige die de intense connectie tussen ons voelde. Nu moest ik alleen nog dit sollicitatiegesprek zien te overleven. Op de een of andere manier.













































