
De alfa's bastaard
Mysti heeft haar leven doorgebracht als een buitenbeentje - er werd op haar neergekeken, alsof ze ongewenst en onwaardig was. In een wereld waar alles om sterkte draait, is haar verteld dat ze niets waard is. Farris, een alfa die opgevoed is om bastaardhonden als een zwak te zien, is juist het tegenovergestelde. Hij is machtig, gerespecteerd en onaantastbaar. Maar het lot heeft andere plannen, wanneer ze ontdekken dat ze voorbestemd zijn als partners.
Kunnen ze eeuwen van vooroordelen trotseren, of zal hun band al breken voordat hij gesmeden is? En wanneer een oude vijand opduikt, zullen ze dan samen blijven of zal het hun uit elkaar drijven?
Het Bloemenmaanfestival
MYSTI
Het was de dag van het Bloemenmaanfestival en er stond me een ellendige avond te wachten.
Mijn beste vriendin Alessa sprong enthousiast op en neer en klapte in haar handen terwijl we naar het roedelhuis liepen. “Waarom ben je niet wat enthousiaster?” vroeg ze opgewonden.
Het festival werd elk jaar gehouden om wolven te helpen hun partners te vinden. Dit was het eerste jaar dat we oud genoeg waren om mee te doen.
Ik haalde diep adem en aarzelde even voor ik de moed verzamelde om iets hardop te zeggen wat ik nooit eerder hardop had durven zeggen: “Ook al vind ik mijn partner, hij zal me toch afwijzen. Dus het is waarschijnlijk beter dat ik hem nooit vind.”
“Wat?! Hoe kom je daar nou bij?” riep Alessa, terwijl ze me met grote ogen aankeek.
“Kom op, Alessa. Je weet dat het waar is. Als hij een lid is van deze roedel, haat hij me zo al. Iedereen in de roedel weet dat mijn moeder een mens was en dat ik een halfbloed ben. Mijn partner zal me afwijzen zodra hij me ziet.”
Toen ik geboren werd, had de voormalige alfa, alfa Cosmo, een verdrag uitgevaardigd dat de toegang tot de gedachtenlink van de roedel mij ontzegd werd tot ik mijn partner had gevonden.
Dit was gewoon weer een manier om me buiten te sluiten van de rest van de roedel en me het gevoel te geven dat ik minder waard was dan zij.
Alessa nam het altijd voor me op. Maar zij zag altijd door een roze bril. Ze had grote dromen en bleef geloven dat het uiteindelijk goed zou komen voor mij. Terwijl zij met haar hoofd in de wolken leefde, werd ik gedwongen de realiteit op aarde onder ogen te zien.
Ik begreep de harde waarheid van mijn situatie.
Ik hoopte alleen maar dat haar partner geen probleem zou hebben met onze vriendschap. Het zou mijn hart breken als ze geen tijd meer met mij zou kunnen doorbrengen. Ik zuchtte bedroefd bij die gedachte.
“Wat scheelt er?”
“Niets. Het is belachelijk. Maak je geen zorgen.” Ik plakte een glimlach op mijn gezicht, in de hoop dat het er overtuigend genoeg uitzag. “Kom, laten we gaan en je partner ontmoeten.”
“Tuurlijk...” Ik knikte.
De grote tuin achter het roedelhuis was versierd met vele prachtige bloemen en linten. Er stonden kaarsen op de tafels verspreid en overal hingen slingers fonkelende lichtjes die samen met de heldere gloed van de maan het gebied verlichtten.
Het zag er echt uit alsof de lente in volle bloei stond.
Ik glimlachte toen ik naar de versieringen keek, maar ik had niet veel tijd om er van te genieten. De grote menigte wolven op het feest was overweldigend.
Ik wist dat onze roedel een van de grootste in Noord-Amerika was, maar ik zag ze zelden allemaal zo bij elkaar. Meestal werd ik niet uitgenodigd voor roedelevenementen. En eerlijk gezegd, als mijn aanwezigheid niet verplicht was geweest, was ik ook niet naar deze gekomen.
Zoveel roedelleden op één plek bij elkaar zien en weten dat ze me allemaal niet moesten, begon zijn tol te eisen.
Ik begon zenuwachtig aan mijn jurk te frunniken. Ik voelde me niet zelfzeker genoeg om iets als dit te dragen. Zeker niet hier.
De jurk die Alessa voor me had uitgekozen liet niet veel aan de verbeelding over. Hij had een zilveren bovenstukje met spaghettibandjes, een decolleté dat net genoeg liet zien, en een wijde rok die tot mijn knieën kwam.
Alessa had zilver gekozen omdat dat bij mijn ogen paste, waarvan ik van mening was dat ze eigenlijk saai grijs waren. Maar ze wilde niet naar me luisteren.
Ik vond mezelf niet lelijk... misschien doorsnee. Maar ik had nooit gedacht dat ik mooi kon zijn. Ik had dof bruin haar en mijn tengere lichaam had niet de volle rondingen die andere wolven van mijn leeftijd hadden.
“Ontspan je nou maar,” zei Alessa bemoedigend. “Je hoeft niet lang te blijven. Je moet er alleen voor zorgen dat genoeg wolven je zien zodat er geen twijfel over bestaat dat je hier bent geweest.”
“Dat is waar.” Ik haalde diep adem en probeerde rustig te worden. Het hielp niet.
Terwijl ik inademde, ving ik een geur op van iets dat een rilling over mijn ruggengraat stuurde. Het rook naar verse dennenbomen en pepermunt, een kruid dat ik altijd graag tussen mijn vingers had gewreven.
Het was echt bedwelmend. Het bos vermengd met munt.
“Ruik jij dat?” vroeg ik aan Alessa, terwijl ik haar zachtjes in haar zij porde.
Ze gooide haar hoofd naar achteren en stak haar neus in de lucht, terwijl ze nog eens diep snoof. Haar ogen werden plotseling groot en ze snoof nog eens. “Ja, ik ruik het. Het ruikt naar vers fruit en zonneschijn.”
“Wat? Nee,” zei ik, terwijl ik me met opgetrokken wenkbrauw naar haar toe draaide. “Ik ruik pepermunt en dennen.”
Ze snuffelde nog eens in de lucht.
“Nee. Dat ruik ik helemaal niet. Het enige wat ik ruik is fruit en zonneschijn. Maar ik heb het gevoel dat ik moet uitzoeken waar die geur vandaan komt.”
“Ik wed dat het je partner is,” zei ik tegen haar.
“Ik wed dat je gelijk hebt. Ik vraag me af of hij mij ook al geroken heeft. Weet je wat...” Ze werd stil toen ze zich naar mij omdraaide. “Ik wed dat jij ook jouw partner ruikt.”
“Dat betwijfel ik,” zei ik, mijn hoofd schuddend.
“Kom op. Je weet dat ik gelijk heb. Wil je niet op z'n minst weten hoe hij eruitziet?” drong ze aan.
Ze had misschien wel een punt. Maar ik was nog steeds niet zeker of ik hem wel wilde ontmoeten. Ik had echt geen zin om mijn partner onder ogen te komen en afgewezen te worden in het bijzijn van iedereen vanavond.
Toch moest ik toegeven dat ik op zijn minst wel benieuwd was om te zien wie het was. Hij zou misschien niet lang mijn partner blijven, maar ik was nieuwsgierig om erachter te komen wie de Maangodin had uitgekozen voor een zielige halfbloed als ik.
Hij was vast een omega, maar toch kon ik het niet laten me voor te stellen hoe hij eruit zou zien.
“Oké...,” stemde ik met tegenzin in, terwijl ik diep uitademde. “Ik ga naar hem op zoek.”
“Joepie!” juichte Alessa, terwijl ze in haar handen klapte. “Wil je dat ik met je meega?”
“Nee. Natuurlijk niet. Ga jij maar op zoek naar je eigen partner.”
“Weet je het zeker?”
“Heel zeker,” zei ik, terwijl ik haar een geruststellende glimlach gaf.
Ze glimlachte nog eens breed naar me voordat ze de menigte in rende, op zoek naar haar prins op het witte paard.
Ik wist dat ik me nooit zo enthousiast zou voelen als zij. Met haar lange, golvende donkere lokken en haar helderblauwe ogen, was Alessa zeker een goede vangst voor elke wolf. Haar glinsterende blauwe jurk omsloot haar lichaam perfect en liet haar ogen schitteren. Haar partner zou in de wolken zijn zodra hij haar zag.
Zij had een sprookjesachtige avond in het vooruitzicht.
Ik was blij voor haar. Echt waar. Ik wist dat ze iemand verdiende die om haar gaf.
Voor mezelf had ik veel minder hoop. Ik moest een manier vinden om naar mijn partner te kijken zonder dat hij mij kon zien.
Als ik deze avond maar door kon komen, zou ik dankbaar zijn. Afgewezen worden zou al gênant genoeg zijn zonder dat de hele roedel er getuige van was.
Ik snoof de lucht op en sloop langs de zijlijn van het festival, terwijl ik mijn hoofd gebogen hield en de aanlokkelijke geur volgde. Ik hoopte dat ik mijn partner kon opsporen voordat hij mijn geur opving.
Ik snoof nog eens heel diep terwijl ik langs verschillende groepjes mannetjeswolven liep die bij elkaar stonden. Geen van hen had de geur waarnaar ik op zoek was.
Op mijn terugweg naar de voorkant van het festival, niet ver van waar ik was begonnen met zoeken, begon ik me af te vragen of mijn partner misschien al weer was vertrokken.
De enige groep waar ik nog niet langs was gelopen, was die met de hoger geplaatste wolven, waaronder de alfa en bèta. Ik lachte spottend om het idee dat mijn partner zich onder hen zou bevinden.
Hoewel ongepaarde wolven geen dates mochten meenemen, had alfa Farris een vrouw aan elke arm. Dat was verrassing—alle vrouwelijke wolven zouden een moord begaan om zijn partner te worden.
Het was niet alleen zijn machtige positie die hen aantrok; alfa Farris was toevallig ook de knapste man ter wereld.
Zijn korte zwarte haar zat perfect in model en was naar achteren gestreken, weg van zijn gezicht. Zijn gouden ogen schitterden, zelfs in het gedempte licht van de nacht. Zijn gespierde armen waren bedekt met tatoeages, en zijn spieren tekenden zich duidelijk af onder zijn shirt.
Hij zag er vanavond ontspannener uit dan normaal. Zijn scherpe kaaklijn stond vaak gespannen, maar misschien was dat omdat ik hem alleen maar zag als hij boos was.
Ik ging wat dichter naar de groep toe, in een poging uit te zoeken waar mijn partner was.
Zijn geur werd plotseling veel sterker.
Ik sloop nu wat voorzichtiger verder, terwijl ik met mijn ogen in het rond speurde. Hij moest ergens in de buurt zijn. Misschien was hij ook in zijn eentje door de menigte aan het lopen.
Terwijl ik naast de groep van de alfa stond, realiseerde ik me plotseling iets schokkends.
Het kon niet waar zijn!
Ik draaide me in zijn richting en keek naar hem, terwijl ik me verstopte achter een paar andere wolven die te druk in gesprek waren om mij op te merken.
Het was onmogelijk.
De Maangodin kon me toch niet zó haten? Maar waarom anders zou ze me dit ooit aandoen?
Dit moest een vergissing zijn.
Ik was gepaard aan alfa Farris.














































