
De hybride-experimenten boek 1
Mackenzie stemde uit wanhoop in met de experimenten. De 50.000 dollar was haar het risico waard, zelfs als het medicijn dodelijk zou kunnen zijn.
De wetenschappers zeiden dat de feromonen een brute, oncontroleerbare lust opwekten. Ze zou twaalf weken lang opgesloten zitten met een vreemde.
Ze dacht dat ze er klaar voor was.
Totdat HIJ binnenliep.
De alfa die haar jaren geleden had verlaten. Die haar uit de roedel had verstoten omdat ze hybride was. Hij was net zo gevaarlijk als ze zich herinnerde.
Maar zijn ogen straalden een geheel nieuwe gloed uit. “Het lijkt erop dat het lot een verwrongen gevoel voor humor heeft.”
Een
MACKENZIE
‘Mackenzie Murlow!’ De verpleegster riep mijn naam en ik verstijfde. Mijn been stopte met trillen terwijl ik hard slikte.
Ik wist niet eens waarom ik hier was. Ik was niet degene naar wie ze op zoek waren. Ik was een hybride, een verspilling van ruimte, iets dat niet zou moeten bestaan.
Er was geen manier waarop deze wetenschappers konden repareren wat mijn genen hadden verpest.
Maar geld kon al het andere oplossen. En dat had ik nodig.
Het was stom om me aan te melden voor de wetenschappelijke tests, maar ik had geen andere keuze. Ik was blut en dit was de eerste keer dat ze aanboden om mensen te betalen.
Vroeger meldden mensen zich graag aan. De wetenschappers zeiden dat ze goede dingen deden. Ze voerden experimenten uit om ziektes te genezen waar we niet aan konden ontsnappen, zoals dementie en kanker.
Maar toen kwamen mensen niet meer terug van de experimenten, dus nu konden ze niet anders dan mensen betalen. Gelukkig voor mij.
Ik zat op de universiteit, kon nauwelijks rondkomen, gebruikte mijn lichaam om de meeste dingen te betalen en zocht naar alle restjes die ik kon vinden. Wat niet veel was.
Ik was het allemaal spuugzat, ik was er moe van om een hybride te zijn in een wereld waar mensen en weerwolven samenleefden, maar waarin ze niet hielden van het idee dat er iets tussen die twee groepen kon bestaan.
Iedereen moest bij zijn eigen soort blijven, zich alleen voortplanten met hun eigen soort. Als iemand die regels brak, werd dat als de ultieme zonde gezien.
Ik stond op van de stoel, probeerde niet te trillen terwijl ik door de menigte naar de verpleegster liep. Mensen maakten boze geluiden toen ik langs liep en ik negeerde het. Dat moest wel.
Ik wilde het geld verdienen. Ik had het nodig zodat ik kon stoppen om seks te hebben met mensen op de campus, alleen voor een warm bed voor de nacht of een warme maaltijd.
Dus ik negeerde hun gemene gedrag en glimlachte naar de verpleegster.
‘Dat ben ik,’ zei ik en ze knikte, met een strakke blik op haar gerimpelde gezicht, de blik in haar grijze ogen was leeg alsof ze niet echt nadacht.
‘Kom met me mee,’ beval ze en ik volgde haar door een deur, een lange witte gang door die me deed denken aan de ziekenhuizen waar ik de helft van mijn leven had doorgebracht.
De verpleegster schoof een gordijn opzij en onthulde een kleine ruimte die eruitzag als een douchecabine. Er hingen twee witte jassen.
‘Trek die aan. Blijf hier tot we je roepen,’ zei ze, en sloot toen het gordijn voordat ik bevestigend kon antwoorden.
Ik draaide me naar de jas en trok mijn trui uit. Ik had geen beha aan omdat die dingen meer kostten dan ik me kon veroorloven.
Ik had er waarschijnlijk wel een moeten dragen, bedacht ik terwijl ik het witte materiaal van de jas bekeek. Het was erg dun en doorzichtig.
Maar voor vijftigduizend euro? Ik zou dragen wat ze maar wilden.
Net toen het gordijn openging, had ik de jas in mijn handen. Ik hapte naar adem, en draaide me om naar de persoon waarvan ik dacht dat de verpleegster was.
Ik kon niet ademen. Het was de verpleegster niet. Het was de laatste persoon ter wereld met wie ik in een kleine ruimte opgesloten wilde zitten.
Alfa Ryken Storm van de Storm en Bloed Roedel.
Alleen al aan zijn naam denken maakte me misselijk. Zijn ogen keken naar de plek waar ik mijn borst bedekte voordat hij de kleine ruimte binnenkwam en de verpleegster wegliep.
Dat het hem niet kon schelen, deed meer pijn dan ik wilde toegeven.
Ik hield de jas tegen mijn naakte borst en ademde zwaar terwijl ik naar hem staarde, maar hij negeerde me. De pijn die ik in mijn borst voelde, probeerde ik te negeren.
Hij zag er zo anders uit dan de laatste keer dat ik hem had gezien. Toen ik tien was en hij nét iets ouder, lachte hij gemakkelijk naar me. Het kon hem niet schelen wat ik was.
Maar dat was veranderd en hij ook. Nu was hij erg lang en groot.
Zijn donkere haar lag in een vlecht op zijn rug, zijn ogen helderblauw en zijn lippen vol. Hij leek veel op zijn gemene vader en misschien deed dat me het meeste pijn. Het zien van zijn gezicht herinnerde me aan alles wat hij had beloofd en elke belofte die hij had gebroken.
‘Alfa Ryken,’ huiverde ik en boog mijn hoofd. Ik probeerde beleefd te zijn zodat hij niet doorhad dat hij me nog steeds pijn kon doen. Hij keek naar me en trok toen een boos gezicht, zijn lichaam vulde de kleine ruimte.
‘Ik ben jouw Alfa niet, hybride,’ zei hij boos en ik rolde met mijn ogen. Dat kreeg ik ervan door wat respect te tonen. Prima dan, vergeet dat respect, mijn woede kon hij krijgen.
‘Dat zou je wel moeten zijn als de bloedlijn van mijn moeder iets voor je betekende. Maar aangezien jouw roedel niet om kan gaan met een kleine hybride tussen zijn leden, heb je gelijk. Je bent mijn Alfa niet,’ beet ik terug, draaide me om en trok mijn jas aan.
Snel trok ik mijn spijkerbroek en ondergoed uit voordat ik ze in het mandje deed en wachtte, in stilte kookte in van woede over zijn haat naar mij.
Hij had geen recht om het te voelen. Dus ik was een hybride? Ik wist tenminste hoe ik een belofte moest houden. Ik was tenminste loyaal. Hij leek te veel op zijn vader om ooit te weten wat dat woord betekende.
Ryken keek me boos aan en trok zijn shirt uit. Hij nam niet de moeite om me te antwoorden.
‘Wat doet een Alfa die zich aanmeldt om getest te worden door de wetenschappers?’ vroeg ik, geïrriteerd dat mijn concurrentie een Alfa was.
Ik voelde me een beetje achterdochtig. Het laatste wat ik had gehoord van weerwolven op de campus, was dat Cerberus zijn roedel alleen met de wetenschappers liet werken als hun experimenten exclusief voor wolven waren. Zodra er mensen bij betrokken waren, wilde hij er niets mee te maken hebben. Dit experiment stond open voor iedereen.
‘Gaat je niks aan.’
‘Juist,’ ademde ik beverig. Ik probeerde in te ademen, maar alles wat ik kon ruiken was die verdomde Alfa.
Zijn geur was erg sterk en bestond uit een mix van koffie en dennenbomen met een vleugje muskus. Die geur bracht herinneringen terug die ik lang geleden had geprobeerd te vergeten. Ik had me door die geur en zijn glimlach laten misleiden toen ik tien was. Ik had niet verwacht hem ooit weer te zien, laat staan samen in een kleine ruimte. Het kwam hard aan, maar ik probeerde het te negeren en vocht tegen de herinneringen. Ze deden te veel pijn om aan te denken.
Ryken leek niet hetzelfde probleem te hebben. Hij leek niet gekwetst of spijt te hebben van wat hij had gedaan. Zijn hele lichaam straalde woede uit. Hij bewoog ruw, zijn kaak was gespannen terwijl hij zijn eigen jas aantrok. Hij trok zijn laarzen en spijkerbroek uit, stond rechtop en strekte zijn veel te grote en gespierde lichaam uit. Het was onnatuurlijk hoe groot en overweldigend hij was.
‘Zeg alstublieft uw naam en soort,’ klonk een robotvrouwenstem van boven.
Ik schraapte mijn keel. ‘Mackenzie Murlow. Hybride. Weerwolf. Mens.’
‘Ryken Storm. Alfa. Weerwolf,’ zei hij met een diepe stem die iets diep in me raakte.
De Storm en Bloed Roedel zou mijn roedel moeten zijn. Mijn moeder had er deel van uitgemaakt. Ze was jarenlang een weerwolf bij hen geweest totdat ze mijn vader had ontmoet, een mens. Ze waren verliefd geworden en ze had besloten te stoppen met van gedaante verwisselen zodat ze bij hem kon zijn. Ze hadden me laten zien wat liefde was, wat het betekende om partners te zijn.
Sindsdien wist ik dat wat mijn moeder en vader hadden gedeeld iets bijzonders en zeldzaams was. En toen de magie om van gedaante wisselen, was gestopt, kreeg ze mij. Maar op mijn tiende verjaardag werden ze vermoord door wolven die niet accepteerden wat mijn moeder had gedaan. Het waren wolven van de Storm en Bloed Roedel die Cerberus zijn bevelen opvolgden. Volgens hem had mijn moeder een mens boven haar eigen soort gekozen en dat was niet toegestaan. Ik zag het als een keuze voor de liefde boven alleen zijn, maar de wolven van de Storm en Bloed Roedel hadden heel duidelijk gemaakt dat het hun niet kon schelen wat ik dacht.
Als ik niet was ontsnapt nadat Cerberus me terug had gebracht naar het roedelhuis, met het bloed van mijn ouders nog op mijn kleren, zouden ze mij ook hebben gedood. Hij had me daar vierentwintig uur vastgehouden, en gedaan alsof hij en de roedel aan het beslissen waren wat ze met me moesten doen. Het was net lang genoeg voor Ryken om me te laten geloven dat ze me anders zouden behandelen. Dat ze me niet zouden veroordelen voor de keuze die mijn ouders hadden gemaakt. Maar ze zouden me altijd afwijzen. En tegen de tijd dat ze dat deden, had ik nauwelijks genoeg tijd om weg te komen.
‘Lees alstublieft de contractvoorwaarden. Teken dan onder aan,’ zei de robotstem, die mijn gedachten onderbraken terwijl een tablet voor ons verscheen op een mechanische arm. Ik slikte hard en stapte dichter naar de tablet, me er heel bewust van dat het betekende dat ik dichter bij Ryken kwam. Hij bleef echter waar hij was en weigerde dichter bij me te komen, wat geen zin had. Ik was degene die verraden was, als een van ons het recht had om boos te zijn, dan was ik het wel.
Ik negeerde het diepe gevoel van pijn en woede in mijn maag en las de kleine lettertjes.
Ik slikte hard en liet mijn adem ontsnappen terwijl Ryken langs me heen reikte. Ik hield mijn adem in terwijl zijn warmte mijn lichaam bedekte, zijn huid was zo dichtbij dat ik de spieren in zijn armen kon zien. Hij pakte de pen en tekende onderaan.
‘Weet jij waar de wetenschappers aan werken?’ vroeg ik. ‘Ze zeiden dat ze mensen nodig hadden om zich aan te melden, maar heeft iemand eigenlijk gehoord welk medicijn er getest wordt?’
Ryken keek me nauwelijks aan terwijl hij netjes zijn spullen opvouwde. ‘Maakt het uit?’
‘Ik denk van niet,’ mompelde ik, en tekende toen met mijn naam, mijn hart klopte snel terwijl ik het deed. De wetenschappers waren altijd geheimzinnig, maar de laatste keer dat ze zoiets hadden gedaan voor het experiment waar ze aan werkten, had het een nieuwe wereld betekend. Eentje waarin mensen en weerwolven samen konden leven: Ze hadden een medicijn gemaakt waardoor wolven konden bepalen wanneer ze van gedaante verwisselden.
Daarvoor hadden de weerwolven zich verborgen moetenhouden, in een poging zich niet te laten zien bij elke volle maan omdat ze bang waren gedood te worden door de mensen die met meer waren dan zij. Tot de Wetenschappers. Ze waren als mens geboren maar hadden een speciaal gen waardoor ze het bovennatuurlijke konden manipuleren.
Toen ze eenmaal beseften dat het mogelijk was, waren de mensen naar hen toe gegaan met het verzoek om iets te maken om de verandering te kunnen beheersen. En dat hadden ze gedaan. Het had jaren geduurd om het goed te krijgen, maar uiteindelijk werkte het.
Nu, tien jaar later, mocht elke wolf die het middel nam de maatschappij in. De anderen - de rogue - waren nog steeds gevaarlijk en werden meestal gedood zodra ze in de buurt van menselijke nederzettingen kwamen. Ik had het niet nodig gehad, mijn genen waren grotendeels menselijk, wat betekende dat ik niet volledig in een wolf kon veranderen. Ik kon behoorlijk scherpe tanden en klauwen laten groeien, maar verder? Het stelde niet veel voor.
‘Arm naar voren alstublieft,’ zei de stem, waardoor ik weer aandacht schonk aan het experiment en de luide gedachte in mijn hoofd die zich afvroeg of dit het allemaal waard was. Ik was niet zeker of het de moeite waard was om weer in de buurt van Ryken of zijn roedel te zijn, maar ik had al getekend dus ik stak mijn arm uit. Ryken deed hetzelfde - de zijne was veel groter dan die van mij. Zijn arm had overal tatoeages en was gespierder dan mijn been, maar ik was een mager ding, te gewend aan niet genoeg eten.
Een andere mechanische arm kwam uit de schone witte muren aan beide kanten, pakte onze armen net voordat een naald naar beneden kwam. Ik ademde snel in en kromp ineen toen hij dichterbij kwam, voelde me een beetje zweterig. Ik hield niet van die dingen. Mijn hoofd voelde duizelig toen de naald in mijn huid ging, bloed stroomde in het aangesloten reageerbuisje.
‘Eh, excuseer me? Robot stem ding? Kan ik dit zittend doen? Beweegt dat handding?’ vroeg , maar mijn vraag bleef onbeantwoord.
Ik keek weer naar beneden naar het bloed en de naald, ik haalde beverig adem terwijl ik probeerde me niet misselijk te voelen. Ik wankelde een beetje tot een sterke hand mijn andere arm greep en me stevig vasthield.
‘Kijk er niet naar,’ zei Ryken. Ik keek op en zag hoe hij op me neerkeek. Zijn blauwe ogen keken in de mijne en namen me helemaal in beslag, waardoor het misselijke gevoel verdween. Zelfs als ik weg wilde kijken, kon ik het niet. Zijn ogen waren te intens. Ze waren blauw maar hadden een dikke zwarte rand die eruit sprong.
Zijn donkere wimpers omlijstten zijn ogen zo mooi dat ik me elke keer als hij knipperde, voorstelde dat ze mijn huid raakten terwijl hij die kuste. Ik mocht niet zo denken over de Alfa, als ik in aanmerking nam hoe ongelooflijk knap hij was, leek dit een stomme regel. Hij keek in mijn ogen tot de naald in mijn huid prikte en eruit kwam.
Ik liet een beverige zucht ontsnappen toen zijn hand mijn pols losliet. Ik hield hem tegen mijn borst, wreef het tintelende gevoel weg terwijl hij recht vooruitkeek. ‘Bedankt,’ zei ik zachtjes en draaide me om zodat ik naar de muur voor me kon kijken. Hij knikte een keer en ik schraapte mijn keel, ik haatte hoe ongemakkelijk het was.
Mijn moeder had jarenlang bij hun roedel gewoond, alles aan hen gegeven, en zodra ze haar partner had gevonden, hadden ze haar niets dan haat getoond. Het maakte me zo boos en toch wilde ik er zo graag deel van uitmaken. Ik voelde mijn wolf in me, die verlangde om deel uit te maken van een roedel.
Ondanks alles wat ze me hadden aangedaan, wilde ik nog steeds zo graag ergens bij horen. Het was instinct toen ik naast de Alfa stond die de mijne had moeten zijn. En geen enkele andere roedel zou me aannemen - zelfs als ik geen hybride was, had ik hun bloed niet. Het was de Storm en Bloed Roedel of niets. Wat betekende dat het altijd niets zou zijn.
‘Mackenzie Murlow,’ zei de stem. ‘Bloedgroep A-. Storm en Bloed Roedel. Oogprobleem waarvoor een bril nodig is. Hartprobleem door een klein geboortedefect - een defecte klep die is gerepareerd. Kan niet volledig van gedaante verwisselen. Eet niet genoeg. Menselijke genezing. Bloedonderzoek voltooid.’
De lijst van al mijn problemen was erg gênant. Weerwolven hadden geen hartproblemen, ze hadden geen bril nodig en ze waren zeker niet ondervoed. Alles wat die stem opsomde, was nog een herinnering dat ik er niet bij hoorde. Het bewees alles wat Ryken waarschijnlijk al dacht. Ik hoorde niet in de roedel.
Ik wrong mijn handen voor me, weigerde de hitte in mijn wangen toe te geven. ‘Ryken Storm. Bloedgroep - bovennatuurlijk. Weerwolf. Storm en Bloed Roedel - Alfa bloed. Geen andere problemen. Snelle genezing. Bloedonderzoek voltooid,’ zei de stem en ik voelde me nog slechter toen ik hoorde hoe perfect hij was.
‘Natuurlijk ben jij perfect,’ zei ik zachtjes.
‘Natuurlijk ben jij dat niet,’ zei hij gemeen terug.
Ik opende mijn mond om te reageren, maar de robotstem sprak eerst. ‘Compatibiliteit wordt berekend.’ Mijn hoofd draaide snel naar het plafond, waar de stem vandaan kwam, toen naar Ryken. ‘Zei dat ding net -’
‘Berekening voltooid,’ zei de stem, waardoor we beiden bevroren. Ryken en ik keken elkaar aan terwijl hij weer sprak. ‘Zeer compatibel.’
Er was een moment van stilte, toen spraken we allebei tegelijk.
















































