
De zangvogelserie boek 2: De spotvogel
Lennie en Colt zijn terug – achttien maanden later, met ringen om hun vingers, zeer gelukkig en met klingelende trouwklokken. Maar net wanneer alles in een happy end lijkt te eindigen, gooit hun tienerzoon roet in het eten. Geheimen en schokkende en emotionele wendingen stellen hun band op de proef. Kan hun liefde de chaos van het leven overleven? Terwijl dromen en sprookjes in duigen vallen, moeten Lennie en Colt beslissen of voor altijd nog bij hun past. Er spelen heftige emoties, intense liefde en de magie van een tweede kans, want zelfs soulmates hebben het niet altijd makkelijk.
Kies ja of nee – Deel 1
Boek 2: De spotvogel
COLT
“Pap, je moet ademhalen.”
Ademhalen?
Hij had makkelijk praten. Hij had nog nooit het meisje van zijn dromen ten huwelijk gevraagd. Maar goed, hij was pas veertien, dus dat was maar beter ook.
We woonden weliswaar in het zuiden, maar niet zó ver in het zuiden.
“Het gaat wel,” mompelde ik, in een poging mezelf gerust te stellen.
Mijn zoon, Beau, lachte. “Ja hoor, tuurlijk.”
Ik schudde mijn hoofd en frunnikte voor de zoveelste keer dat uur aan het ringdoosje in mijn zak.
“Ze gaat echt wel ja zeggen. Dat weten we allemaal al. Waarom maak je je zo'n zorgen?” vervolgde Beau, terwijl hij me aankeek met twinkelende, donkere ogen die nu op gelijke hoogte stonden met de mijne.
Beau was de laatste tijd gegroeid als kool. Hij was bijna net zo lang als ik, met zijn één meter achtentachtig, en zo mager als een lat. Vorige week besloot hij dat hij moest beginnen met scheren, omdat hij zijn donshaartjes zat was.
We leken meer op broers dan vader en zoon; hij had alleen het lichtere haar van zijn moeder.
“Dat blijf je maar zeggen,” zei ik zuchtend.
“Pap, we wonen al een jaar op de boerderij, en jullie zijn al bijna twee jaar samen. Ik noem haar al mam, dus dit maakt het eigenlijk alleen maar officieel.”
“We hebben het nooit echt over trouwen gehad...”
“Omdat jullie praktisch al getrouwd zijn!” lachte Beau. “Kom op, man. Ontspan je. Het enige dat nu verandert is haar achternaam.”
Ik grinnikte en trok een wenkbrauw op. “Áls ze die verandert. Misschien wil ze dat niet.”
Beau rolde met zijn ogen. “Maakt niet uit. Ze is al een Hayes. Altijd al geweest.”
Ik glimlachte in mezelf. Daar had hij wel een punt.
Lennie Tyler was al deel van mijn leven sinds de kleuterschool: puppyliefde en handjes vasthouden op het schoolplein en dat soort dingen. Ik denk dat ik al van haar hield voordat ik wist wat liefde betekende.
Maar het leven kwam ertussen – op meer manieren dan ik kon tellen. De eerste keer was toen we naar de middelbare school gingen, de tweede toen ze na haar afstuderen naar Nashville vertrok.
Ik verhuisde met mijn band en Beaus moeder naar Atlanta en dacht dat ik de rest van mijn leven al had uitgestippeld, ook al had Lennies afwezigheid altijd een gapend gat in mijn hart achtergelaten. Rachel raakte zwanger toen we nog piepjong waren, en op mijn eenentwintigste werd Beau geboren.
En toen ging alles bergafwaarts.
Rachel was niet gelukkig – niet in het kleine stadje Snyder in Georgia, en niet met mij, omdat ik meer op tournee was of opnames maakte dan dat ik thuis was. Ze vertrok op een avond terwijl ik op tournee was en liet Beau bij mijn moeder achter.
Zij en haar vriendin waren dronken en kwamen die nacht allebei om bij een auto-ongeluk.
Dat was het moment waarop ik eigenlijk stopte met leven. Ik verliet de band.
Ik verhuisde terug naar Snyder en deed mijn best om in mijn eentje mijn kind op te voeden, ook al had ik geen flauw idee wat ik deed. Mijn hart, mijn hoofd, mijn emoties – alles zat op slot.
Ik wilde het niet onder ogen komen, dus sloot ik mezelf af en gooide de sleutel weg.
Totdat de prachtige Lennie Tyler op een dag weer mijn bar en mijn leven inliep en mijn duistere, kleine wereldje op zijn kop zette. Ik was aan haar lot overgelaten zodra ik doorhad wie ze was, al duurde het een paar maanden voordat ik dat aan mezelf kon toegeven.
Na een wervelende zomer waarin we onszelf in elkaar verloren, raakte ik haar bijna voorgoed kwijt. Ik duwde haar weg, onder het mom van haar bevrijdden, mezelf te beschermen, of een ander cliché excuus.
De waarheid was dat ik bang was om mezelf weer bloot te stellen aan nog een verlies, nog een teleurstelling, nog een gebroken hart. Maar het duurde niet lang.
Dat Lennie niets meer was dan een voetnoot in mijn levensverhaal, dwong me om veel dingen te verwerken, maar vooral de gevechten in mijn eigen hoofd. Ik ging in therapie.
Ik loste mijn problemen op en won haar terug.
Nu waren we hier, bijna achttien maanden nadat we weer bij elkaar kwamen, en was het tijd om haar voor altijd de mijne te maken. Tenminste, als ik mijn zenuwen kon kalmeren zodat ik daadwerkelijk kon praten zonder te stotteren.
“Wat ga je zeggen?” vroeg Beau met een grote grijns.
Dit joch was opgewondener dan ik, wat mij op zijn beurt weer enthousiast maakte. Hij hield van Lennie alsof ze zijn echte moeder was.
Sterker nog, hij hield waarschijnlijk meer van haar dan van mij. Ze was zeker de makkelijkere ouder voor hem.
Zij was de zonnige schoonheid tegenover mijn chagrijnige beest, en wie zou er niet liever in de zon staan?
“Hoe bedoel je ´wat ga ik zeggen´? Ik heb verdomme een liedje geschreven!”
“Ga je het haar in het liedje vragen?”
“Ik bedoel... dat was het plan, ja...”
“Weet je zeker dat ze het gaat snappen?” vroeg Beau.
Ik keek hem onderzoekend aan. “Jij vond het idee van zingen leuk...”
“Ja, maar ik dacht dat je ook iets zou zeggen...”
“Nou, als het moet, doe ik dat!”
“Wil je het niet voorbereiden? Vanuit je hart spreken is niet echt je sterkste punt.”
Ik rolde met mijn ogen en schudde mijn hoofd. “Hou eens op, joh. Je maakt me alleen maar zenuwachtiger, en daar heb ik echt geen hulp bij nodig.”
“Ik probeer alleen maar te helpen...”
“Beau.”
“Oké, oké. Ik hou op,” zei Beau, terwijl hij zijn handen in de lucht gooide om zich over te geven. “Ik wil gewoon niet dat je het verpest.”
Ik keek hem boos aan vanonder mijn wenkbrauwen. “Bedankt voor je vertrouwen, jochie.”
“Je weet wat ik bedoel, pa,” zei Beau droogjes. “Je bent je hele leven al verliefd op haar en je kunt nog steeds niet met haar praten.”
Ik fronste en pruilde een beetje. “Ik ben niet goed met woorden.”
“Ja, dat weten we allemaal.”
Net toen ik op het punt stond om mijn iets te slimme kind terecht te wijzen, verscheen mijn beste vriend Carter naast me, met een grote grijns op zijn gezicht.
“Wat?” vroeg ik. “Die blik bevalt me niet.”
“Ze is er,” antwoordde hij, terwijl hij op en neer stuiterde.
Natuurlijk was ze er.
Lennie zou geen optreden missen, al hing haar leven ervan af, maar toch maakte de wetenschap dat ze er was mijn maag van streek, en het voelde alsof ik net in 's werelds hoogste achtbaan was gestapt.
Dit was niet zomaar een straatfeest waar onze coverband speelde; dit was waarschijnlijk de belangrijkste avond van mijn leven.
“Ik krijg geen lucht,” zei ik. Mijn stem klonk meer dan een beetje verstikt.
Beau en Carter lachten me allebei uit.
“Het komt goed, pap,” hield Beau vol, terwijl hij me hard op mijn schouder sloeg.
“Het is een uitgemaakte zaak. Schuif gewoon die ring om haar vinger en dan is het klaar.”
“Weet je dat zeker?” antwoordde ik met een ongelovig lachje. “Wat als ik het totaal verpruts en ze er vandoor gaat? Wat als ik het mikpunt van spot word in Noord-Georgia?”
“Nou, dan ga ik met haar mee,” zei Beau.
“Ik ook,” grijnsde Carter.
“Wie heeft er vijanden nodig met zulke vrienden?” zei ik zuchtend, terwijl ik opnieuw met mijn ogen rolde. “Verdomme, waar is Leon als ik hem nodig heb?”
“Waarschijnlijk met Lennie aan het praten, zijn best aan het doen om de verrassing niet te verklappen,” zei Carter grinnikend.
Mijn ogen werden groot van angst. “Hij kan maar beter zijn mond houden!”
“Je weet dat Leon geen geheim kan bewaren!”
“Jezusmina,” kreunde ik, terwijl ik met mijn handen over mijn gezicht wreef. “Ik had dit gewoon thuis moeten doen. Alleen. Al jullie gekken er buiten moeten laten.”
“Had, zou, kon…” zei Carter grijnzend. “Het is showtime, maat.”
“Ik haat je echt.”
“Nee, dat doe je niet. Beau, zorg dat Lennie een goed plekje krijgt.”
“Komt voor elkaar.” Beau grijnsde, gaf een enthousiaste saluut en rende weg.
“Heb je een shotje nodig?” vroeg Carter.
“Ik heb een hele fles nodig.”
“Rustig nou maar. Die vrouw houdt van je. Geen idee waarom. Ze had mij kunnen krijgen, maar ik ben er overheen.”
Ik rolde met mijn ogen, maar lachte. “Je gaat er nooit mee stoppen, hè?”
“Nee. Je hebt haar duidelijk van me afgepakt, en ik heb het recht om daar boos over te zijn,” zei Carter met een knipoog.
Zijn grote hand sloeg om mijn schouder en kneep erin. “Maar ze hoort bij jou, man. Iedereen weet dat.”
Ik grijnsde een beetje. “Bedankt, man.”
“Ben je er klaar voor?”
“Zo klaar als ik ooit zal zijn,” zei ik lachend.
Ik trilde van de zenuwen, maar dat zou pas stoppen zodra ik haar ten huwelijk had gevraagd. Dat wist ik zeker.
“Heb je de ring?”
Ik raakte de zak van mijn spijkerbroek aan. Ik wist dat hij daar zat – hoe vaak had ik er nu al aan zitten frunniken? – maar Carters vraag deed me twijfelen.
“Ja.”
“Weet je het zeker? Weet je zeker dat hij in het doosje zit?”
Mijn ogen werden groot en ik staarde hem bang aan. Ik haalde het doosje uit mijn zak en opende het zwarte fluweel.
Gelukkig lag in het midden de ring: een dunne gouden band met diamanten, die meer op een bloem leken dan op een enkele steen. Het was de ring van mijn moeder geweest, en daarvoor van mijn grootmoeder.
Niet lang nadat ik de dingen met Lennie voorgoed had rechtgezet, had mijn moeder de ring van haar vinger gehaald en aan mij gegeven. Mijn vader was overleden toen ik een jaar of zeven was, maar ze droeg die ring elke dag, totdat ze hem in mijn hand legde en me liet beloven dat ze hem op een dag om Lennies vinger zou zien.
Ze herinnerde me er sindsdien elke dag aan, maar Carter, Beau en de rest van de jongens waren de enigen die wisten dat het vanavond ging gebeuren.
“Dat is een prachtige ring,” zei Carter.
Ik grijnsde. “Past goed bij het meisje.”
“Dat zeker,” beaamde Carter met een knikje.
Ik keek op en zag onze bassist – en het vriendje van mijn zus – Travis, die ons naar het podium wenkte.
Carter grijnsde. “Volgens mij is het showtime.”
Ik haalde diep adem en vulde mijn wangen vol lucht voordat ik hard uitblies en knikte.
“Daar gaan we dan.”

















































