
Goed voor mij
Rory had nooit verwacht dat het nieuwe huwelijk van haar moeder alles zou veranderen, inclusief het feit dat ze een stiefbroer zou krijgen waar ze maar niet aan kan stoppen met denken. Forrest is nors, knap en de enige persoon die ze nooit zou mogen willen. Ze vechten tegen de spanning, maar op een avond wordt de fragiele grens tussen hen overschreden. Jaren later keert Rory terug naar de stad met een ring om haar vinger en een groot geheim. Forrest had gezworen dat hij zijn gevoelens had begraven, maar als hij haar weer ziet, blijkt dat er niets is veranderd. De aantrekkingskracht tussen hen is nog steeds hevig en gevaarlijk, en deze keer weigert hij zich terug te trekken. Verboden terrein heeft er nog nooit zo verleidelijk uitgezien – en weerstand bieden blijkt bijna wel onmogelijk.
Hoofdstuk 1
RORY
'...en dat betekent dat we naar Minnesota gaan verhuizen.' De woorden van mijn moeder slaan in als een bom.
Ik probeer mijn tranen in te houden, maar het lukt niet. Ze biggelen over mijn wangen terwijl ik haar aanstaar, alsof ze net heeft gezegd dat we naar Mars gaan.
Ik veeg snel mijn tranen weg, maar mama heeft het al gezien. Ze reikt over de tafel en pakt zachtjes mijn hand.
'Ik weet dat dit als een donderslag bij heldere hemel komt,' zegt ze zacht, met spijt in haar ogen. 'Maar het is echt een goede zaak, Rory. Geloof me. Dit is goed nieuws. Daniel en ik zijn al een tijd samen. Hij is een fijne man. Aardig.'
Goed nieuws?
Mijn keel zit dicht. Ik snap niet wat ze zegt. Het is altijd alleen wij tweeën geweest. Zij en ik. Meer niet. En zo vind ik het prima.
Ze kent me door en door. Ze weet dat ik niet kan slapen zonder eerst al mijn gedachten op te schrijven. Ze weet dat ik op vrijdagavond liever thuis zit te schilderen met mijn koptelefoon op dan dat ik naar een feestje ga.
Ze weet dat ik behoefte heb aan vastigheid en dat ik niet van plotse veranderingen houd.
En nu haalt ze me bij alles wat ik ken weg. Bij alles wat vertrouwd en veilig voelt.
Ik weet dat ze me geen pijn wil doen. Ze wil altijd het beste voor me. Ze denkt vast dat Minnesota ook goed voor me zal zijn. Meer natuur. Meer rust. Weg uit de drukke stad New York.
Maar ik ben aan de drukte gehecht geraakt. Ja, New York is druk, en lawaaiig, en hard, maar het is wat ik ken. En ik begon me er de laatste tijd eindelijk thuis te voelen.
Ik heb mijn eerste echte vriendje, Zander, een jongen die ik bij de kunstles op school heb ontmoet. Ik heb het afgelopen jaar vriendinnen gemaakt. Echte vriendinnen. Meiden die snappen dat ik tijd voor mezelf nodig heb en die niet verwachten dat ik verander, omdat ik anders ben.
Ik heb net voor mijn achttiende verjaardag eindelijk vriendinnen gevonden. Mijn droom om naar NYU te gaan is binnen handbereik. Nog maar één jaar middelbare school en dan kan ik kunst en design gaan studeren.
En net nu alles eindelijk op zijn pootjes leek te vallen, zegt ze dat we het allemaal achter ons laten.
'Het spijt me, lieverd. Huil alsjeblieft niet.' Mama houdt mijn hand stevig vast. 'Ik weet dat dit veel is. Maar het is een goede zaak. Je zult het daar leuk vinden, dat beloof ik. Daniels zoon, Forrest, is even oud als jij, en hij is erg aardig. Hij zal je helpen om aan het kleine stadje waar we gaan wonen te wennen. Je zult vrienden maken. Je bent net uit je schulp gekropen, lieverd. Je zult daar ook groeien.'
Ik slik moeizaam en probeer me een nieuw huis voor te stellen. Een nieuwe school. Nieuwe vrienden. Alles nieuw. En nu ook een nieuwe stiefbroer.
Ik knik langzaam, meer uit gewoonte dan omdat ik het snap. Dit zal tijd, schrijven en schilderen kosten om helemaal te bevatten.
'Oké,' fluister ik. 'Laten we het doen.' Want ik wil haar altijd een goed gevoel geven. Ik wil niet dat ze zich schuldig voelt, omdat ze verliefd is geworden op een man in een andere staat, terwijl ze als alleenstaande moeder zoveel voor mij heeft opgegeven. Dus doe ik alsof ik het oké vind.
'Wanneer?' vraag ik, en probeer niet verdrietig te klinken.
Ze zucht, plukt aan haar servet voordat ze het ijs van haar rode lippen veegt.
'Volgende maand. Ik wil er voor het schooljaar begint zijn, zodat we tijd hebben om te settelen, je in te schrijven, je kamer in te richten, aan dingen te wennen. Daniel heeft me nog niet ten huwelijk gevraagd, maar we hebben het erover gehad om later dit jaar te trouwen, misschien met de feestdagen, als Minnesota onder een witte deken ligt.'
Eén maand.
Ik heb één maand om afscheid te nemen van alles. Van Zander. Van mijn vriendinnen. Van onze buurt. Van het appartement in Brooklyn met de gang waar mama al mijn kunstwerken van de basisschool had opgehangen, alsof het meesterwerken waren.
'Ik maak mijn werk hier af en neem dan een paar weken vrij om ons in Minnesota te settelen,' zegt ze. 'Daniel heeft het huis al klaargemaakt. Hij heeft zelfs in je nieuwe kamer een speciaal bureau voor je gebouwd om te schrijven en te tekenen. Hij herinnerde zich dat ik hem had verteld dat kunst je lust en je leven was.'
Dat raakt een gevoelige snaar. Het zorgt ervoor dat het deel van mij dat boos wil zijn, dat tegen dit hele gebeuren wil vechten, zachter wordt. Want dat is een van de aardigste dingen die iemand ooit voor me heeft gedaan.
'Heeft hij een schrijfbureau voor me gebouwd?' fluister ik.
Ze glimlacht zachtjes. 'Hij kan alles voor je bouwen wat je maar wilt. Ik heb hem zelfs een van je schilderijen opgestuurd, en hij heeft het daar opgehangen, wachtend tot je er komt wonen. Hij is een goede man, schat. Dat zul je zien. Het bos achter het huis - het is prachtig. Er is ook veel natuur om te schilderen. Stel je voor dat je 's zomers in de achtertuin zit en naar bomen kijkt in plaats van naar hoge gebouwen.'
Ik wil haar geloven. Echt waar.
Ze knijpt in mijn hand, haar vingers zijn plakkerig van het mint-chocolade-chip ijs dat in haar kom smelt. Zo is het altijd geweest - mint-chocolade-chip voor haar, frambozensorbet voor mij.
We zijn toen ik zeven was met deze traditie begonnen, op de avonden dat ze te moe was om te koken na lange werkdagen bij haar baan waar ze was gaan werken toen mijn vader ons in de steek had gelaten.
We hadden hamburgers en frietjes gehaald en eindigden de avond met ijs, terwijl zij rekeningen bekeek en ik haar alles vertelde wat er op school was gebeurd, alsof het wereldnieuws was.
Nu staat dat leven op het punt om te veranderen. Omdat ze verliefd is geworden. Omdat ze tijdens een zakenreis een man heeft ontmoet aan wie ze niet kan stoppen te denken en van wie ze genoeg houdt om het hele land door te verhuizen om bij hem te wonen. Ze verdient dit, en dat is wat ik probeer te onthouden.
Later die avond zit ik op mijn bed, met het zachte geluid van mijn bureauventilator in de stilte, terwijl ik in mijn dagboek schrijf over hoe bezorgd ik ben over de komende veranderingen. Ik kijk om me heen in mijn kamer en zie elke poster, elke stapel boeken, elk klein ding dat ik in de loop der jaren heb verzameld.
Het is niet perfect. Maar het is van mij. Het idee om het voor een vreemde nieuwe ruimte met vreemde nieuwe regels en een vreemde nieuwe familie in te ruilen, maakt me misselijk. Ik zucht diep en probeer me minder zorgen te maken. Ik denk aan mama, aan hoe gelukkig ze er de afgelopen maanden heeft uitgezien. Nu begrijp ik waarom.
Ze verdient het. En ik wil haar geluk niet in de weg staan. Dus probeer ik hier op een andere manier naar te kijken. Een manier om deze situatie als iets spannends te zien in plaats van iets dat me doodsbang maakt.
Wat als dit niet het einde van iets is, maar het begin? Wat als deze verandering, ook al voelt het nu rot, niet slecht is, maar goed? Een frisse start. Een kans om een nieuw persoon te worden, iemand die meer openstaat voor nieuwe dingen.
Misschien zou ik kunnen stoppen met de persoon te zijn die altijd op safe speelde, die altijd stil bleef. Misschien zou ik een nieuw iemand kunnen worden. Uit kunnen groeien tot iemand die zelfs ik nog niet ken.
En misschien... zal mijn nieuwe stiefbroer niet zo erg zijn.
FORREST
Er gaat niets boven de zwoele, plakkerige lucht van Minnesota aan het eind van augustus. Het kleeft aan je huid, drukt zwaar op je lijf en maakt ademhalen lastig. Na een dag zwoegen met hout sjouwen en op de bouwplaats rondlopen, voel ik me doodop en oververhit.
Ik parkeer mijn truck op de oprit. Zodra ik uitstap, trek ik mijn shirt en broek uit. Ik pak in mijn doorweekte onderbroek de tuinslang, draai hem open en laat het koude water stromen.
Ik gooi mijn hoofd in mijn nek en laat het water over mijn gezicht spetteren, langs mijn borst stromen en mijn buik bedekken. Het is zalig. Ik zou hier uren kunnen blijven staan.
Maar dan zie ik haar.
Ze ligt in de hangmat, zachtjes in de warme zomerwind wiegend.
Ze zit opzij, met haar benen onder zich gevouwen. Ze heeft een schildersezel op schoot en ze is met een kwast bezig. Ze bijt in haar lip terwijl ze met oordopjes in en in haar eigen wereld zit te werken.
En ik sta hier doorweekt, met een bloot bovenlijf, in mijn onderbroek, als een vis op het droge naar haar te staren.
Ze komt uit de hangmat. Haar korte katoenen shortje zit strak om haar heupen. Ze loopt op blote voeten de zon in en kijkt omhoog, naar de hemel glimlachend. Ze heeft geen flauw benul dat ik haar gadesla. De bomen om haar heen maken haar deel van het tafereel - alsof ze er met de kwast die ze vasthoudt in is geschilderd.
Ik zou me om moeten draaien. Ik zou naar binnen moeten gaan, droge kleren aantrekken en dit vergeten.
Maar dat doe ik niet.
Ik loop naar haar toe, door iets aangetrokken dat ik niet kan verklaren. Ze houdt haar hoofd nog steeds schuin terwijl ze zachtjes op de muziek met haar heupen heen en weer wiegend meebeweegt.
'Hé,' zeg ik uiteindelijk.
Ze schrikt op. De schildersezel valt uit haar handen en ik vang hem snel op voordat hij beschadigd raakt. Het is prachtig. De bomen, het zonlicht, de zachte groene schaduwen. Het is precies mijn achtertuin, maar dan zoals zij die ziet. Ze heeft het nog specialer gemaakt. Ik vraag me af of ze in alles in haar leven iets bijzonders ziet.
Ik vraag me af of ze iets speciaals zal zien als ze naar mij kijkt.
'O jee,' zegt ze, nerveus lachend, terwijl ze haar oordopjes uitdoet. 'Ik had je niet gezien. Hoi.'
Haar glimlach is stralend. Haar ogen, die diepgroen zijn, kijken recht in de mijne en blijven daar rusten. En ineens ben ik niet meer moe of oververhit. Mijn lichaam voelt klaarwakker aan en ik kan mijn blik niet van haar afwenden, ik ben compleet betoverd.
Ze steekt haar hand uit om de mijne te schudden, maar trekt hem snel weer terug. Maar zelfs die kleine beweging geeft me het gevoel dat ze me op alle mogelijke manieren naar zich toe trekt.
'Wat doe je hierbuiten?' vraag ik, met een schorre stem.
'Schilderen,' zegt ze. 'Deze bomen zijn geweldig. Je boft maar.'
Ik wil haar vertellen dat zij degene is die geweldig is. Dat ze eruitziet als iets uit een droom waarvan ik niet wist dat ik hem had.
In plaats daarvan knik ik. 'Ja, het is fijn om hier te wonen.'
Ze strijkt verlegen een zwarte lok achter haar oor. 'Ik ben nog nooit in zo'n natuurlijke omgeving geweest. Het is prachtig. Wist je dat dit weymouth-dennen zijn?'
Ik wrijf in mijn nek. Dus ze is mooi, creatief en ze weet iets van bomen. 'Ja, ik meen dat mijn vader me dat ooit heeft verteld. We hebben ze overal in de stad.'
'Vogels zijn dol op deze bomen. Het moet hier 's ochtends heerlijk zijn.' Ze verplaatst haar voeten, haar ogen glijden even over mijn onderbroek voordat ze weer omhoogkijken. Haar wangen kleuren rood, alsof ze nu pas doorheeft dat er iets niet klopt. 'O... ben jij... Forrest?'
Dan dringt het tot me door. Van alle meisjes ter wereld die in mijn leven konden komen en me meteen voor zich konden innemen, moest het uitgerekend zij zijn.
Rory.
De dochter van mijn vaders nieuwe vriendin. Het meisje waarvan me gisteravond werd verteld dat ze hier zou komen wonen voor haar laatste jaar van de middelbare school. Het meisje van wie ik tot nu toe dacht dat ze een onhandige nieuwkomer zou zijn die zich afzijdig zou houden.
In plaats daarvan is ze dit. Deze prachtige, creatieve engel, die hierheen gestuurd is om mijn laatste schooljaar op zijn kop te zetten.
Ik schraap mijn keel en verschuif ongemakkelijk, me plotseling zeer bewust van mijn naaktheid. 'Ja. Dat ben ik. Jij moet Rory zijn.'
Ze bijt op haar lip en knikt, haar ogen blijven net iets te lang op me rusten voordat ze wegkijkt.
Ik haal een hand door mijn natte haar, mijn kaken staan gespannen. 'Oké, nou, tot ziens.'
Dan draai ik me om en maak dat ik wegkom, alsof de duivel me op de hielen zit. Want misschien is dat ook zo.
Want dat meisje gaat het komende jaar in hetzelfde huis wonen als ik, en op de een of andere manier wordt er van mij verwacht dat ik niet naar haar kijk.













































