
De mist
Esmée's wereld valt in duigen: haar huwelijk is liefdeloos, haar passie is verdwenen en haar hart is leeg. Dan, op een nacht, trekt de mist op. De mist is zacht, warm, levendig... en ziet haar. Plotseling straalt de vrouw die zich onzichtbaar voelde weer, aangetrokken door een wereld die speciaal voor haar lijkt te zijn gemaakt. Verlangen vervangt wanhoop en elke fluisterende aanraking in de mist belooft meer. Maar de mist heeft geheimen. En wat hij geeft, kan hij net zo gemakkelijk weer afnemen. Nu moet Esmée beslissen wat echt is – en hoeveel van zichzelf ze bereid is op te geven voor een kans om zich weer gewild te voelen.
Hoofdstuk 1
'Ga zitten en eet je eten op,' zei Esmée tegen haar jongste zoon.
'Maar papa dan?' vroeg Ricky verdrietig terwijl hij weer op zijn stoel klom.
Esmée fronste toen ze Mathew naar buiten zag lopen, zachtjes pratend aan de telefoon. Weer zo'n laat telefoontje van het werk. Die kreeg hij de laatste tijd steeds vaker, soms midden in de nacht, en steeds meer in het weekend. Dacht hij nou echt dat ze dat niet doorhad? Ze voelde zich boos worden toen ze hem luid hoorde lachen.
Zo had hij in geen tijden met haar gelachen.
En dat recht voor de neus van hun kinderen.
Er klonk een krakend geluid toen Ricky weer op zijn stoel ging staan. 'Papa!' riep hij.
'Ik zei zitten!' zei Esmée boos, terwijl ze aan zijn arm trok.
Hij plofte hard neer op de zitting. Hij rukte zijn arm los, waardoor zijn glas omviel. Het brak op de vloer.
'Verdorie, Ricky!' riep Esmée uit. 'Wat is er toch met jou? Je luistert ook nooit!'
De blauwe ogen van haar zoon vulden zich met tranen.
'Ga naar je kamer, ik wil je niet meer zien.'
Hij klauterde van zijn stoel en rende huilend weg. De deur sloeg hard achter hem dicht.
Haar tienjarige zoon Joshua keek zwijgend toe zonder een spier te vertrekken. Zijn gezicht zag er bleek uit onder zijn zwarte haar, hij prikte met zijn vork in zijn aardappel. Esmée sloeg haar handen voor haar gezicht. Joshua raakte gewend aan al dat geruzie, en dat hoorde niet zo te zijn.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Mathew terwijl hij de deur achter zich sloot.
Esmée keek op en voelde een woede zoals nooit tevoren. Langzaam stond ze op van haar stoel.
Het werd hun ergste ruzie ooit. Ze schreeuwden en scholden en gilden alof geen kind of buur ze kon horen. Ze beschuldigde hem van van alles, terwijl ze borden, glazen en vorken door de kamer smeet.
Uiteindelijk was de vloer bezaaid met scherven en borden, Joshua was doodsbang naar zijn kamer gevlucht, en er klonk een harde klap toen Mathew de voordeur achter zich dichtsloeg, waarschijnlijk ging hij naar de vrouw met wie hij vreemdging.
Esmées woede ebde weg en liet haar met een leeg gevoel achter. Haar oren suisden. De tranen die ze van boosheid had gehuild, droogden op haar gezicht. Was dit het einde? Was het op haar 32e al voorbij? Ze zouden voor altijd samen moeten zijn.
Als verdoofd pakte ze de bezem om de rommel op te ruimen, maar toen herinnerde ze zich haar kinderen. Ze zette de bezem neer en opende zachtjes Ricky's kamerdeur. De jongen lag te trillen onder de dekens. Joshua leek te slapen, maar bewoog niet en ademde te rustig.
Veel later die nacht, na een fles wijn, trok ze haar kleren uit en stond naakt voor de badkamerspiegel.
Ze raakte de donkere kringen onder haar ogen aan, de lijntjes rond haar mond, de striemen op haar hangende borsten. Haar buik had plooien. Haar lichtbruin haar hing slordig en futloos op haar schouders. Haar bruine ogen waren dof.
Ooit was ze jong en mooi geweest, toen ze net met Mathew trouwde. Voor ze kinderen kreeg. Ze herkende zichzelf niet meer. Geen wonder dat Mathew iemand anders wilde.
Ze spuugde naar haar spiegelbeeld.
Het was bijna twee uur 's nachts toen ze in bed kroop. Het was laat genoeg dat er nauwelijks auto's op de weg waren, en ze hoorde in plaats daarvan kikkers en krekels geluid maken.
Mathew was niet teruggekomen.
Ze draaide zich om in bed. Ze bleef maar woelen maar kon de slaap niet vatten, haar ze voelde zich in de war, haar gedachten maakten haar onrustig, denkend aan haar jongens, denkend aan haar toekomst - zonder Mathew.
Ze gaf het op en ging met een zucht rechtop zitten.
Na haar zoons te hebben gezien, ging ze naar buiten. Ze moest eruit. Weg van de ruzie die ze nog steeds in de gang kon horen weerkaatsen. Van alles wat met Mathew en haarzelf en hun mislukkende huwelijk te maken had.
Hun huis was klein, maar ze hadden een grote achtertuin grenzend aan het bos. De huizen van de buren waren donker. Ze was alleen in haar verdriet, en daar kon ze maar beter aan wennen.
Er stonden een schommel, een zandbak, speelgoed, fietsen en steps op de grond - het waren stille bewijzen dat ze ooit gelukkig waren geweest. De bandenschommel die Mathew pas zes maanden geleden in de eucalyptusboom had gehangen, zag er uitnodigend uit.
Het was een mistige nacht, wat vreemd was voor de zomer. Ze had nog nooit zoiets gezien. De mist was dik en bewoog om haar heen terwijl ze schommelde, de touwen kraakten in de stilte. Rokerige slierten trokken aan haar nachtjapon, gingen door haar haar, vulden haar longen. Het werd warm, ze begon te zweten. Al snel verdween de maan, toen de bomen, het huis, en toen was ze echt alleen.
Ze stopte met schommelen.
Ze keek angstig om zich heen. Ze kon nauwelijks iets zien, het bos en haar huis waren slechts donkere schaduwen. Ze hoorde bijna niets meer. Alle kikker- en insectengeluiden waren gedempt. Het was alsof zij het enige was wat nog bestond. Als er überhaupt nog een wereld was.
Het was zo eenzaam.
Ze stond op, op het punt om terug naar huis te rennen, toen er een stem uit de mist klonk.
'Esmée,' zei het in een diep, traag gefluister, zo traag als de mist zelf.
Esmée schrok en draaide zich om. 'Wie is daar?'
Geen antwoord. Haar haar waaide naar achteren toen een sterke wind om haar heen cirkelde. Ze probeerde haar nachtjapon naar beneden te trekken toen die opwaaide tot boven haar middel.
En toen zag ze iets.
Esmée verstijfde, haar hart bonkte. Een gestalte verscheen in de mist - een man.
'Mathew?' zei ze met een zwakke stem, hopend dat hij het was.
Hij antwoordde niet. Hij bewoog zich langzaam, doelbewust. En toen besefte ze haar vergissing. Het liep helemaal niet maar zweefde over de grond, zijn voeten verdwenen in de mist. Als het al voeten had. Het leek deel uit te maken van de mist.
Of was het de mist zelf?
Dit was geen man.
Esmée's nekharen gingen overeind staan; haar hart ging als een razende tekeer. Ze greep naar haar borst.
'W-wie ben je?' zei ze met trillende stem.
Haar keel was kurkdroog. En plotseling besefte ze dat ze de mist inademde. Dat ze hem inademde.
Toen schudde ze zichzelf wakker. Dit was belachelijk! Het moest een man zijn!
'Blijf bij me uit de buurt!' schreeuwde ze.














































