
De alfa en de luna boek 1: zijn menselijke luna
Jade's leven neemt een duistere wending wanneer ze het doelwit wordt van haar gestoorde ex-vriend, Owen, die er alles voor over heeft om haar te bezitten. Ze ontsnapt ternauwernood en verlaat voorgoed de stad. Maar ze wist niet dat ze in een andere duistere wereld terecht zou komen.
Darren, de bijna alfa van zijn roedel, wordt geconfronteerd met zijn eigen uitdagingen op het gebied van liefde, verlangen en roedelpolitiek. Hij heeft geen partner, totdat Jade arriveert...
Zullen ze de duisternis die hen omringt overwinnen?
Leeftijdsclassificatie: 18+
Hoofdstuk 1
JADE
Ik heb zojuist mijn laatste les voor vandaag afgerond en loop naar buiten. Ik heb een hekel aan dit seizoen, met name omdat het zo vroeg donker wordt. Het is pas half zeven, maar het kan net zo goed midden in de nacht zijn.
Ik loop net naar mijn blauwe Mazda3 wanneer ik voetstappen achter me hoor. Ik weersta de drang om achterom te kijken en in plaats daarvan versnel ik mijn pas naar mijn auto.
Normaal gesproken ben ik niet zo nerveus als ik in het donker de universiteit verlaat, maar sinds mijn ex gekke voicemails begon achter te laten, sta ik op scherp.
Ik spring in mijn auto en start de motor. Ik bel mijn zus, Julia. Ze neemt meteen op.
"Hé, Jade. Hoe was je hoorcollege?" Ik hijg en probeer mijn angst te bedwingen. "Jade, wat is er gebeurd? Haal adem en praat tegen me."
Na een paar keer diep ademhalen, voel ik mezelf weer rustig worden. "Sorry, Julia. Ik had het gevoel dat iemand me volgde."
Julia snuift geïrriteerd. "Waarom vraag je niet gewoon een straatverbod aan tegen Owen?"
Owen is mijn ex, die veranderd is in een stalker. Ik heb het al maanden geleden uitgemaakt met hem. We waren maar twee maanden samen, maar hij is ervan overtuigd dat we soulmates zijn.
Ik ontdekte te laat dat hij een gewelddadige psychopaat is, maar uiteindelijk raapte ik de moed bijeen om hem te verlaten. Hij nam het niet goed op en sindsdien valt hij me lastig.
"Julia, jij weet net zo goed als ik dat een straatverbod Owen niet zal afschrikken. Zijn familie is rijk. Ze zouden gewoon iedereen omkopen die me probeert te beschermen."
Ik probeer Julia duidelijk te maken hoe groot Owens invloed is, terwijl ik stilletjes bid dat hij snel een nieuwe obsessie zal vinden. Ik verzeker Julia dat ik bijna thuis ben en haar over een paar minuten zal zien.
Ik beëindig het gesprek en zie mijn flatgebouw. Ik rijd naar mijn parkeerplaats en stap uit. Dan wordt alles zwart.
Ik kom bij in een bed dat op het mijne lijkt, maar dat niet is. Mijn ogen springen open en ik ga direct rechtop zitten. Waarom lig ik in Owens bed?
Het laatste wat ik me herinner is dat ik uit mijn auto stapte, en toen iets voelde dat mijn mond bedekte en daarna... niets. Ik kijk naar beneden en realiseer me dat ik een dunne nachtjapon draag, zonder ondergoed.
Ik vraag me af of Owen me heeft aangerand terwijl ik bewusteloos was. Ik ben doodsbang, en ik betwijfel of ik hem in deze toestand tot rede kan brengen.
Ik zoek vanaf het bed naar mijn schoenen en zie ze liggen bij de kastdeur. Ik voel me niet meer zo duizelig, dus probeer ik te gaan staan.
Zodra ik stevig op mijn voeten sta, trek ik mijn schoenen aan en scan ik de rest van de kamer, op zoek naar mijn telefoon en andere bezittingen.
Op mijn schoenen na, lijkt de kamer verder leeg. Ik ben zo in gedachten verzonken dat ik niet merk dat Owen de kamer binnenkomt.
Hij betrapt me, met mijn schoenen al aan, terwijl ik zoek naar een uitweg. Hij stapt op me af en geeft me zo'n harde klap dat ik op de grond val. Ik krabbel van hem weg, terwijl ik met mijn hand mijn prikkende wang vasthoudt.
"Had ik je niet gewaarschuwd, Jade? Had ik je niet gezegd dat we voor elkaar bestemd waren? Zie je nou wat er gebeurt als je je misdraagt? Je dwingt me om dit soort dingen te doen," roept hij, terwijl hij me met woedende ogen aankijkt.
Ik ben geschokt door zijn gebrek aan inzicht, en dat hij mij de schuld geeft van zijn daden.
"Owen, kunnen we hier als volwassenen over praten? Julia is vast doodongerust," zeg ik om hem te kalmeren.
Ik krijg koude rillingen van zijn antwoord.
"Je zus maakt zich geen zorgen. Ik heb haar ge-sms't met jouw telefoon en gezegd dat je veilig bent."
Ik probeer te bedenken wat hij gezegd zou kunnen hebben. Julia weet dat hij gestoord is en dat ik niets met hem te maken wil hebben.
Hij vervolgt: "Beeld je maar niks in. Ze weet niet dat je bij mij bent. Ze denkt dat je bij een vriend logeert."
Een golf van opluchting overspoelt me; Julia zal dat nooit geloven. Ze weet dat ze mijn enige vriendin is. Ik hoop dat ze me zoekt.
Hij komt dichterbij, tilt me op en gooit me op het bed. Ik schrik van zijn agressie. Hij klimt bovenop me. Ik geef hem een knietje in zijn kruis en probeer weg te komen.
Hij trekt me aan mijn haar naar achteren en gooit daarbij het bedlampje om. Ik beland weer op het bed en ondertussen grijp ik naar een scherf van de kapotte lamp.
Hij hijst zich weer boven op me en probeert me te kussen. Ik draai de scherf in mijn hand om en snijd zijn gezicht van zijn slaap tot aan zijn kin open. De wond is diep en het bloed stroomt er met bakken uit.
Ik maak gebruik van zijn onthutsing om van het bed te springen en naar de voordeur van het huis te rennen. Ik vlieg naar buiten en dwing mezelf zo snel mogelijk vooruit te komen, totdat mijn benen weigeren me nog verder te dragen.
Ik pauzeer in een steegje om op adem te komen en scan mijn omgeving om er zeker van te zijn dat hij me niet achtervolgt. Ik ren door tot ik bij mijn eigen appartement aankom.
Als ik over de drempel stap, rent mijn zus op me af, haar gezicht besmeurd met tranen. "Wat is er gebeurd? Wat heeft hij gedaan?" Haar armen slaan stevig om me heen, terwijl haar gesnik in mijn oren weerklinkt.
Door haar gehuil heen weet ze uit te brengen: "Ik heb de politie gebeld, maar ze zeiden dat ze je pas na 24 uur konden gaan zoeken, omdat je sms'je aangaf dat je bij een vriend was."
Ze laat me eindelijk los uit haar greep en haar gehuil neemt af. Haar blik ontmoet de mijne en ik zie de angst in haar ogen als ze het bloed op me ziet.
"Julia, het bloed is niet van mij. Het is van hem. Ik heb hem verwond om te ontsnappen. We moeten hier voorgoed weg. Hij zal niet stoppen tot hij me weer te pakken krijgt, of tot ik dood ben."
Ik haast me naar de badkamer om snel te douchen. Terwijl ik mijn gezicht was, huiver ik van de pijn van mijn kapotte lip door zijn harde klap. Ik duw de herinnering weg. Ik pak haastig mijn tas in en zeg Julia hetzelfde te doen.
We proppen onze tassen vol met zoveel mogelijk spullen en duiken mijn auto in, wanhopig om afstand tussen hem en ons te creëren. Ik pak Julia’s telefoon en gooi hem het raam uit. Ik kan niet riskeren dat hij ons vindt. Ik rijd door tot ik uitgeput ben en zeker weet dat we uren van hem vandaan zijn.















































