
Gezocht: de alfa's partner
“Gedraag je, want je weet wat er anders gebeurt,” zei hij dreigend, voordat hij de deur opende en me naar binnen duwde, zodat ik op mijn knieën belandde, en hem van buitenaf weer op slot deed. Ik slikte toen ik me realiseerde dat hij de deur echt op slot had gedaan.
Ik verzwolg de pijn toen ik besefte dat hij de deur echt op slot had gedaan, maar toen orde ik Kalle's stem “daar ben je dan eindelijk”.
Geschrokken hief ik mijn hoofd op en zag ik hem, met een net zo vriendelijke blik op zijn gezicht als die hij had voordat hij in de Nevada verdween.
Serenity's leven wordt opgeslokt door de duisternis nadat ze haar moeder heeft verloren en naar een nieuwe stad is gesleept door haar vader, die is veranderd in een gewelddadige, dronkelap die haar misbruikt. Ze droomt ervan om aan de kwelling te ontsnappen, maar net als ze op het punt staat om te vluchten, komt er een onverwacht licht in haar wereld. Haar reis naar de vrijheid neemt een onverwachte wending als ze iemand ontmoet die haar een glimp van hoop biedt. Maar kan ze zich bevrijden van de lasten van haar verleden, of zal de duisternis haar helemaal opslokken?
Hoofdstuk 1
SERENITY
De pijn maakte me, zoals bijna elke ochtend, wakker. Ik ging rechtop zitten en kreunde, want elke beweging voelde alsof mijn lichaam uit elkaar zou vallen. Mijn rug was stijf en opgezwollen, en de pijn bleef ging maar niet weg.
Mijn vader had me gisteren flink met zijn riem afgeranseld en het was me amper gelukt om in bed te komen. Hij was maar iets langer dan ik, maar veel sterker. En dat liet hij me goed merken. Dit kon niet langer zo doorgaan.
Ik zat op de rand van mijn bed en keek in de spiegel die op mijn witte kastdeur zat. Zelfs met mijn nachthemd aan kon ik zien hoe mager ik was geworden. Ik stond op en bekeek mijn kleine, één meter zeventig lange lichaam van dichtbij, op zoek naar sporen van de klappen.
Mijn wangen waren ingevallen en ik had donkere kringen onder mijn ogen. Ik zag er ziekelijk uit. Mijn huid zat vol blauwe plekken die in verschillende stadia van genezing waren. Sommige donkerblauw en paars, die had ik gisteren opgelopen, andere een paar dagen oud, en weer andere waren al geel geworden. Mijn ogen vulden zich met tranen toen ik zag hoe gehavend ik eruitzag.
Gelukkig waren mijn honingkleurige ogen en steile, donkerbruine haar dat tot op mijn schouders viel en die ik van mijn moeder had geërfd, nog ongeschonden. Terwijl ik de blauwe plekken aanraakte, vroeg ik me opnieuw af wat ik had gedaan om dit te verdienen. Waarom deed mijn eigen vader me zoveel pijn? Wat had ik misdaan?
Het was allemaal zo plotseling veranderd. Het begon toen mijn moeder overleed. Ze was een paar maanden geleden overleden terwijl ik op school was, zogenaamd aan kanker. Dat vertelde mijn vader me tenminste. Ik geloofde er geen barst van.
Mijn moeder was daarvoor kerngezond geweest, maar ze was van de ene op de andere dag aan borstkanker overleden? Nee, dat kon niet kloppen. Ik had haar bovendien niet eens mogen zien, en mijn vader, die me altijd zijn kleine prinses had genoemd, had geen fatsoenlijke begrafenis geregeld. Ik had geen afscheid kunnen nemen.
Hij had me alleen maar aangekeken en gezegd: 'Je moeder is aan borstkanker overleden. We hebben geen geld voor een begrafenis. Mijn vriend Calle regelt alles. Aangezien we het huis niet meer kunnen betalen, gaan we verhuizen, dus pak je spullen.'
Ik weet nog hoe geschokt ik was en hoe ik voor het eerst in mijn leven tegen hem had geschreeuwd. En dat was het moment waarop hij zijn riem af had gedaan en me hard had geslagen.
Ik was op een gegeven moment bewusteloos geraakt, en toen ik wakker werd, had ik in een kleine kamer gelegen die mijn nieuwe thuis moest voorstellen. Het leek op een babykamer, maar dan met weinig meubels. Ik had een kleine witte kast met een spiegel, een simpel grijs metalen bed dat op een wieg leek, en een kleine vierkante bruine tafel met een houten stoel.
Er hingen kleren in mijn kast, maar het waren niet de mijne; ze leken uit de kringloopwinkel te komen. Ik had niets meer van uit mijn oude kamer. Ik had niet eens een foto van mijn moeder. Helemaal niets.
Toen ik begon te huilen, was mijn vader mijn kamer binnengekomen, woedend en naar alcohol stinkend. Hij was midden veertig, met een dikke buik, een opgezwollen gezicht en een rode neus, waarschijnlijk door het vele drinken. Zijn blauwe ogen keken me gemeen aan.
Hij had me bij mijn haar gegrepen en me de regels verteld. 'Vanaf nu noem je me meneer. Je spreekt alleen als ik je iets vraag. Je gilt niet. Je vecht niet terug als ik je sla, en je vertelt niemand hierover. Als ik je roep, dan kom je meteen. Je doet zonder tegenspraak alles wat ik vraag. Als je je kamer zonder toestemming verlaat, dan zal ik ervoor zorgen dat je er een lange tijd niet uit kunt.'
Ik was zo geschokt dat ik hem alleen maar kon aanstaren, maar hij voegde eraan toe: 'Je gaat als je niet op school bent het huis schoonmaken. Je begint morgen, en volgende week begin je met de baan in een restaurant die ik voor je heb geregeld. Je gaat me al het geld geven dat je verdient.'
Toen greep hij mijn haar vast en grijnsde hij gemeen. 'Als ik erachter kom dat je je werk niet doet of iemand vertelt wat er hier gebeurt, dan sluit ik je op in de kelder en laat ik je er nooit meer uit. Heb je me begrepen, Serenity?'
Mijn vader was nooit eerder gewelddadig geweest, maar sindsdien waren de ruzies en het drinken dagelijkse kost geworden.
Ik kon mezelf niet langer in de spiegel aankijken. Ik was ooit sterk en vriendelijk geweest, maar ik was in een angstig, zwak en schrikachtig persoon veranderd.
Ik had de vreemde dood van mijn moeder niet kunnen verwerken, en ik had niemand om mee te praten of om hulp te vragen. Op school negeerden mensen me of waren ze vanwege mijn uiterlijk en oude kleren gemeen tegen me. Ik was helemaal alleen en ik gedroeg me bijna als een robot.
Ik voelde me van binnen verdoofd en zwak, maar iets in me zorgde ervoor dat ik doorging. Ik had zelfs plannen gemaakt om weg te lopen.
Door te weten wanneer mijn vader thuis was en wat zijn stemmingen waren, en door mijn instinct te gebruiken, lukte het me soms om stiekem het huis uit te glippen om extra in het restaurant te werken. Omdat ik zonder officiële papieren werkte, waren er geen loonstrookjes om aan mijn vader te laten zien, of liever gezegd, aan de persoon die me gevangenhield. Dus wist hij het niet. Voorlopig.
Ik had het geld nodig voor mijn plan. Het was geen optie meer om te blijven. Het was zwaar, en mijn lichaam werd door de dagelijkse klappen en het extra werk steeds zwakker, maar ik kwam langzaam dichter bij mijn doel.
Al dat lijden had tot het kleine stapeltje geld geleid dat ik in een pak tampons had verstopt. Ik wilde met dat geld naar een verre stad verhuizen, daar een baan en een plek om te wonen vinden, en dan eindelijk uitzoeken waarom mijn moeder zo plotseling was overleden.
Ik hoopte ook te ontdekken of ik nog andere familie had. Hoewel we nooit bezoek kregen, had ik toch het gevoel dat er ergens een grote, liefdevolle familie op me wachtte. Ja, ik wist dat het gek klonk, en ik kon niet eens aan mezelf uitleggen waarom ik er zo zeker van was. Maar de droom bleef, en alleen al de gedachte eraan maakte me sterker en het gaf me hoop op een beter leven. Het deed mijn hart en ziel goed.
Maar nu moest ik me klaarmaken voor de dag. Het enige goede aan mijn kamer was dat er een eigen badkamer met douche was. Ik probeerde mijn pijn zo goed mogelijk te negeren en ging me opfrissen.
Daarna trok ik de lelijke bruine broek aan die te kort was en een simpele zwarte trui, en sloop stilletjes de keuken in. Die was klein en bood weinig comfort. Er was alleen een klein grijs keukenblok, een bruine keukentafel met drie houten stoelen, en een koelkast. De lege bier- en sterkedrank flessen van mijn vader lagen overal, en ze stonken.
Mijn neus was altijd al erg gevoelig geweest voor sterke, vieze geuren. Als mijn maag niet leeg was geweest, dan had ik waarschijnlijk overgegeven. Ik moest bovendien muisstil zijn, want als ik mijn vader met het geluid van flessen zou wekken, dan zou hij me laten boeten.
Alleen al de gedachte eraan maakte me bang en ik liet een zacht, angstig geluidje ontsnappen. De plekken waar hij me gisteren had geslagen begonnen te kloppen alsof ze wisten waar ik aan dacht.
Terwijl ik zo stil mogelijk de flessen in een zak deed, veranderde de sfeer. De geur van alcohol en zweet werd nog sterker. Er liep een rilling over mijn rug en de haartjes in mijn nek gingen rechtop staan.
Mijn ogen schoten door de keuken, maar ik zag niets ongewoons, wat me alleen maar meer verontrustte. Er groeide een onheilspellend gevoel in mijn buik voordat de deurbel ging, en ik sprong geschrokken op.
Mijn vader schreeuwde hard vanuit zijn slaapkamer: 'Stom kind! Zeg me niet dat een van je waardeloze vrienden je komt ophalen. Ik ga je eens flink de les lezen.'
Mijn instinct om te vluchten kwam op gang terwijl mijn hart begon te bonzen. Ik had vaak geprobeerd om van hem weg te lopen, en elke keer had hij me te pakken gekregen voor ik ver kon komen.
Maar nu was er iets anders. Alles in me schreeuwde dat ik moest vluchten. Ik rende naar mijn kamer, greep mijn schooltas en klom behendig uit het raam.
Ik voelde meteen de koude ochtendlucht die mijn tanden liet klapperen. Hoewel mijn benen zwak waren en trilden, lukte het me toch om op te staan en te gaan rennen. De luide stem van mijn vader klonk achter me, gevolgd door het geluid van brekend glas.











































