
Destroying The CEO (Nederlands)
Cece Fells is een van de meest getalenteerde jonge bakkers in Londen. Dat is, totdat haar miljardair huisbaas, Brenton Maslow, haar bakkerij platwalst om er een bloody carpark neer te zetten! Nu is de geïrriteerde cupcake-maker op een missie om de onuitstaanbaar aantrekkelijke CEO van Maslow Enterprises te vernietigen - als ze niet eerst verliefd op hem wordt.
Leeftijdsclassificatie: 18+.
Hoofdstuk 1.
CECELIA
Het geluid van de oven toverde een glimlach op mijn gezicht. De cupcakes waren klaar.
Ik trok mijn ovenhandschoenen aan en haalde de bakplaat eruit. Voorzichtig zette ik hem op het aanrecht.
De bestelling voor mijn klant moest over twee uur klaar zijn. Ik wilde ze er zo mooi mogelijk uit laten zien.
Als mijn klanten stralen, is dat voor mij als extra geld in het laatje. Het bewijst dat mijn harde werk zijn vruchten afwerpt.
'Cece!' Ik hoorde de stem van mijn buurvrouw en slaakte inwendig een zucht. Mevrouw Druid had de gewoonte me te overvallen.
Ze was veertig maar gedroeg zich als een twintiger.
En haar kledingstijl was, nou ja, apart.
'Ja, mevrouw Druid?' Ik glimlachte terwijl ik me klaarmaakte om te gaan versieren met glazuur. Ik probeerde mijn gezicht in de plooi te houden bij het zien van haar bizarre outfit.
Ze droeg een knalgele jurk met rode hakken die er gevaarlijk uitzagen. Die moesten wel pijn doen aan haar voeten.
Haar gezicht stond strak van de botox en zat vol make-up alsof ze op weg was naar een feestje.
En ze had een enorm, extravagant kapsel.
'Cece, lieverd! Hoe gaat het? Ga je wel eens uit en heb je plezier? Elke keer als ik hier kom, zie ik je aan het werk. Waarom neem je niet iemand in dienst? Je raakt uitgeput als je alles in je eentje doet,' zei ze.
Mevrouw Druid kleedde zich misschien vreemd, maar ze had een hart van goud.
'Mevrouw Druid, ik heb u al zo vaak verteld dat ik graag alles zelf doe. Ik vertrouw mensen niet snel. Ik ben het werk gewend en ik geniet er echt van,' zei ik terwijl ik een perfecte blauwe krul op de cupcake spoot.
'Ik weet het, lieverd, maar ik maak me zorgen om je. Je bent nog zo jong; je zou erop uit moeten gaan en plezier moeten maken zoals ik,' zei ze bezorgd.
'Ik hou van mijn werk, en dit is wat ik voor altijd wil blijven doen.' Ik bleef krullen op de cupcakes spuiten terwijl ik praatte. De romige toefjes leken wel kroontjes bovenop.
'Je bent me er eentje.' Ze pauzeerde even. 'Ik hoop dat je winkel niet wordt afgebroken.' Haar woorden lieten me stoppen met decoreren.
'Wat bedoelt u?'
'O, niets. Ik hoorde van een kennis dat een rijke zakenman een groot gebied wil opkopen. Als hij dit gebied in handen krijgt, wordt je kleine bakkerij met de grond gelijk gemaakt en ben je je bedrijf kwijt,' vertelde ze me.
'Nee! Dat kan niet gebeuren. Hij kan mijn winkel niet zomaar afbreken. Ik heb er zelf voor betaald en niemand kan eraan komen zonder mijn toestemming. Wie is die zakenman eigenlijk?'
Geen denken aan dat deze man mijn bedrijf zou ruïneren.
Ik heb hier keihard voor gewerkt en ik zou niet toestaan dat de eerste de beste het afbreekt.
'Brenton Maslow.' Die twee woorden waren genoeg om mijn bloed te laten koken.
Brenton Maslow, de jongste telg van de machtigste familie van het land. Ik had hem nog nooit ontmoet, maar ik wist dat hij arrogant en invloedrijk was.
Maar als hij probeerde mijn bedrijf te ruïneren, zou ik zijn leven tot een hel maken.
Ik maakte de krullen op mijn cupcakes af en strooide er snel kleine eetbare parels overheen voordat ik elke cupcake voorzichtig in de doos deed.
'Het maakt niet uit. Hij kan niet aan mijn winkel komen. Ik zal hem wel vinden als het moet,' zei ik terwijl ik mijn schort uitdeed en me klaarmaakte om de cupcakes te bezorgen.
'Nou. Als u het niet erg vindt, ik heb cupcakes te bezorgen en u heeft een feestje om naartoe te gaan.'
'Oké, ik snap de hint.' Ze liep de winkel uit. 'Wees voorzichtig, Cece. Laat die man je niet in de problemen brengen.'
Ik rolde met mijn ogen terwijl ik mijn winkel verliet en zorgde dat ik hem goed op slot deed. Alsof een man mij iets kon laten doen.
Ik zette de doos met cupcakes veilig in de container op de achterkant van mijn scooter voordat ik opstapte en de scooter startte.
Toen hij aansloeg, zette ik mijn helm op en reed de koude winterlucht in die zo typerend was voor deze stad.
Brenton Maslow kon elk stuk land kopen dat hij wilde; hij hoefde het land dat ik bezat niet te kopen.
Maar als hij ervoor koos om dit te kopen, zou het hem geen bal kunnen schelen wat er met de levens van de mensen gebeurde die winkels hadden om me heen.
Het zou hem worst wezen hoe ze zouden leven of overleven.
Maar wat er ook gebeurde, ik zou hem mijn bakkerij niet laten afnemen.
Hij zou nooit weten hoe hard ik had moeten ploeteren voor deze bakkerij. Niemand zou weten dat ik geld had gespaard door veel baantjes te doen.
Ik moest zuinig zijn met mijn geld omdat elke cent telde. En zelfs nu ik mijn bakkerij had, moest ik nog steeds op de kleintjes letten.
Ik kon geen dingen kopen die ik niet nodig had. Het meeste van wat ik verdiende, ging op aan mijn bakkerij.
Toen ik aankwam op mijn bestemming, parkeerde ik mijn scooter, deed mijn helm af en liep naar de container die mijn cupcakes veilig hield.
Zodra ik de doos in mijn handen had, liep ik naar de deur en belde aan.
Ik fatsoeneerde snel mijn blonde haar om er netjes uit te zien terwijl ik wachtte op mijn klant.
Na een paar tellen ging de deur open en zag ik een vrouw die er ongeveer achttien uitzag met vrolijke blauwe ogen en zwart haar met paarse plukken.
'Hallo. Uw cupcakes zijn hier,' zei ik, terwijl ik haar de doos overhandigde met een glimlach.
De vrouw glimlachte terug. 'Dank u wel. Als u even een paar seconden wilt wachten, dan haal ik het geld.'
'Natuurlijk. Geen probleem,' zei ik. Ik keek om me heen op straat en zag hoe enkele fietsers om voetgangers heen slalomden alsof ze één waren met hun fiets.
Kinderen liepen voorbij terwijl ze een ijsje likten en de hand van een ouder stevig vasthielden. Boven me zag ik donkere wolken samenpakken, wat betekende dat het waarschijnlijk snel zou gaan sneeuwen.
Het leven was zwaar in de winter, maar ik slaagde erin om door te blijven werken. Niemand zou het weer accepteren als smoes om niet te werken.
'Alstublieft,' ik keek naar de deur en zag de vrouw staan met een biljet van twintig pond in haar hand.
'Hartelijk dank. Fijne avond nog,' zei ik voordat ik terugliep naar mijn scooter. Ik hoorde het antwoord van de vrouw niet; ik zette gewoon mijn helm op en reed weg.
Zodra ik terug zou zijn, moest ik beginnen aan mijn volgende bestelling, die over vier uur klaar moest zijn.
De rit terug had ontspannend moeten zijn, maar ik kon niet stoppen met piekeren over wat mevrouw Druid me had verteld over Brenton Maslow.
Hij had geen reden om het land te kopen; zijn familie bezat al zoveel. En mijn buurt was niet bepaald chic, dus een rijke stinkerd als hij zou hier geen interesse in moeten hebben.
Maar hoe hard ik ook probeerde mezelf wijs te maken dat Brenton niet mijn grootste zorg zou worden, ik voelde me toch ongerust.
Dit zorgde ervoor dat ik wat harder reed, maar ik moest me natuurlijk nog steeds aan de verkeersregels houden.
Ik scheurde zo snel mogelijk terug, met het gevoel dat ik moest opschieten. Ik wist niet waarom, maar ik had een naar voorgevoel dat ik niet blij zou zijn met wat er stond te gebeuren.
Maar ik weigerde bang te zijn omdat ik wist dat ik alles aankon wat er op mijn pad zou komen.
Maar ik had het mis.
Ik wist niet zeker wat ik het eerst zag.
Was het de rook die opsteeg als donkere wolken, of was het de berg puin die eruitzag als een heuvel?
Of misschien was het dat mijn bakkerij er niet meer was toen ik de hoek om kwam op mijn straat.
'N-nee,' stamelde ik toen ik een grote bulldozer zag staan met mannen in gele helmen die mensen op afstand hielden.
Ik probeerde mijn bakkerij te vinden maar kon hem nergens ontdekken.
En ik wist dat mijn ergste nachtmerrie werkelijkheid was geworden.
Ik stopte mijn scooter en rende naar waar mijn bakkerij had moeten staan. 'Mevrouw, u kunt hier niet zijn,' hoorde ik een man nauwelijks zeggen, maar ik luisterde niet naar hem.
Mijn bakkerij was weg.
Al het geld dat ik had verdiend en mijn harde werk waren veranderd in stenen en stof. Al de tijd die ik erin had gestoken was nu slechts een hoop puin.
Het was weg. Het was allemaal weg.
'Mevrouw, ik zei het al, u kunt hier niet zijn. U moet weggaan.' Deze keer hoorde ik de man duidelijk en ik draaide me om om hem aan te kijken.
'Hoe durf je?' zei ik woedend.
Zijn kleine ogen werden groot. 'Pardon?'
'Hoe durf je?! Hoe durf je?!' schreeuwde ik uit volle borst, het kon me niet schelen wie me hoorde of wat ze dachten van een vrouw die op straat tekeer ging.
'Mevrouw, kalmeer,' zei de man.
'Hoe durf je mijn bakkerij af te breken?! Wie zei dat jullie hier mochten komen en dit konden doen?! Antwoord me!' bleef ik schreeuwen.
'Als u kalmeert, zal ik alles uitleggen,' zei de man, zijn ogen smeekten me om mee te werken, maar hij kende me niet. Ik zou nooit meewerken.
'Vertel het me nu meteen of ik steek je in de fik, en ik zweer bij alles wat me lief is dat ik niet grap,' zei ik woedend, met de neiging om mijn handen om zijn dikke kleine nek te leggen.
'Hé, hé! Wat is hier aan de hand?' Een scherpe stem sneed door de boze gedachten in mijn hoofd.
Een man die er ongeveer dertig uitzag kwam naar ons toe en ging voor me staan. 'Waarom sta je hier te krijsen als een viswijf?'
'Jullie hebben mijn bakkerij met de grond gelijk gemaakt en verwachten dat ik er kalm onder blijf?!' Ik wilde deze man een mep verkopen, en als hij niet begreep waarom ik zo pissig was, zou ik het ook echt doen.
'We doen alleen wat ons is opgedragen. Als u problemen hebt, praat dan met de baas,' zei de man.
'Wie heeft jullie opgedragen om mijn bakkerij af te breken? Ik was de eigenaar van die bakkerij. Ik heb alle benodigde juridische papieren. Jij of je baas had geen recht om mijn eigendom te vernietigen,' zei ik.
Ik zag mensen zich verzamelen, maar het kon me geen bal schelen. Op dit moment gaf ik alleen om mijn harde werk en hoe het niet langer bestond of ertoe deed.
'Luister, mevrouw...' De man stopte een kaartje in mijn hand.
'U kunt hier contact opnemen met mijn baas. Stop met schreeuwen, want u maakt alleen maar een scène. We hadden alleen opdracht om hier de winkels af te breken; dat is alles, en dat hebben we gedaan. Als u een probleem hebt, kunt u praten met de man die dit allemaal heeft bekokstoofd.'
Ik verfrommelde het kaartje in mijn hand terwijl ik de man weg zag lopen. Hij vertelde zijn mannen dat ze nu moesten vertrekken omdat ze op andere plekken moesten werken.
Ik keek naar de mensen die alles hadden vernietigd, wetend dat ik niet zou rusten tot ik mijn bakkerij terug had.
'Cece? Cece?!' Ik hoorde mevrouw Druid naar me toe rennen op die gekke naaldhakken. 'Wat is er gebeurd? En wat is er met je bakkerij gebeurd?'
'Het is weg, mevrouw Druid. Het is allemaal weg,' zei ik zachtjes terwijl ik de mannen zag vertrekken.
Hoe konden ze weglopen alsof ze niets hadden gedaan? Gaf het hen niets dat ze het leven van een vrouw hadden weggenomen? Hoe zou ik nu de kost gaan verdienen?
Ik haatte het om voor anderen te werken; ik had graag mijn eigen zaak, ook al was die klein.
'O, lieverd,' zei ze. Voordat ik iets kon zeggen, omhelsde ze me en gaf me troost waarvan ik niet wist dat ik die nodig had.
'Het spijt me zo, Cece. Weet je wie dit heeft gedaan?'
Ik maakte me los van haar terwijl ik mijn hoofd schudde.
'Nee. Ik weet niet wie hiervoor verantwoordelijk is, en hij is hier niet. Deze mannen kregen opdracht om hier alle winkels te vernietigen, en slechts één man is hiervoor verantwoordelijk, maar ik weet niet wie het is.'
'Het is Brenton Maslow. Dat moet wel. Er is niemand anders,' zei ze, terwijl ze wat tissues uit haar tas haalde en ze aan mij gaf.
'Hier. Veeg je tranen af, Cece.'
'Ik huil niet, mevrouw Druid,' zei ik, nadenkend over wat ik nu moest doen. 'Ik weet gewoon niet wat ik nu ga doen.'
'Waarom gaan we niet naar huis en praten we hierover,' stelde ze voor. 'Ik zal wat thee voor je zetten om je te helpen ontspannen, en dan kunnen we beslissen wat we gaan doen.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee. Ik ga hier niet weg tot ik een plan heb. Ik zal uitvinden wie deze man is, en ik ga hem nu meteen opzoeken.'
Het enige probleem was dat ik geen manier had om erachter te komen wie hiervoor verantwoordelijk was.
'Heb je het die mannen niet gevraagd?' vroeg ze.
'Hoe dan ook, je kunt hier niet blijven. Het weerbericht zei dat het gaat sneeuwen, en ik wil niet dat je hier staat te verkleumen omdat je te koppig bent om naar rede te luisteren.'
Terwijl ze praatte, realiseerde ik me dat mijn hand stijf gesloten was tot een vuist. Toen ik mijn vingers opende, zag ik het verfrommelde kaartje dat de man me had gegeven.
Dit was het. De man zei me dat ik via dit kaartje contact kon opnemen met zijn baas.
Maar toen ik de naam zag die in sierlijke letters op het kaartje stond, voelde ik me alsof er een vulkaan in me was uitgebarsten.
Brenton Maslow.
Het was Brenton Maslow. Degene die mijn dromen aan diggelen had geslagen.
En nu zou ik hem vernietigen.














































