
Meegenomen door de alfa
Clarice, een verlegen tiener-wolvin met overbezorgde ouders, ziet haar hele leven op zijn kop gezet wanneer ze wordt ontvoerd door vreemde mannen en vastgehouden in een hut diep in het bos. Haar ontvoerder blijkt niemand minder te zijn dan Cereberus Thorne, de meedogenloze koning van alle weerwolven. Maar wanneer ze de intense aantrekkingskracht van een mate bond voelt tot deze knappe man, wordt haar gevangenschap een stuk ingewikkelder...
Leeftijdsclassificatie: 18+.
Dans van de Dood
Cerberus Thorne
Een doordringend metalen geluid verbrak de stilte van het donkere woud. Zware ademhaling en woedende kreten vulden de lucht. Huid werd afgerukt en vlees werd verscheurd, om vervolgens op de bloeddoordrenkte grond te belanden.
In de stille nacht klonk het angstaanjagende geluid van scherpe nagels die door zachte huid kerfden, sneden en stukken vlees losrukten. Het was een gruwelijk tafereel. Het gras was doorweekt met helderrood bloed, en overal lagen flarden gescheurde huid verspreid.
Na het scheuren van huid volgde het kraken van brekende botten. Een oorverdovende gil weerklonk, waarna een doodse stilte viel. Een arm werd afgerukt en op de grond gesmeten. Het lichaam waarvan hij afkomstig was, werd langzaam maar zeker uit elkaar getrokken.
De man die dit alles onderging, kon niet meer schreeuwen of om hulp roepen. Hij besefte wat er gebeurde terwijl hij voelde hoe zijn lichaam werd verscheurd. Het drong tot hem door dat hij geen hand meer had en dat de helft van zijn lichaam ontveld was.
Hoewel het pikdonker was en hij zijn aanvaller niet kon zien, wist hij wie het was. Het was de man uit talloze verhalen, het meest gevreesde wezen uit elke griezelvertelling. Hij hoefde zijn gezicht niet te zien om het te weten. De man die hem dit aandeed, was niemand minder dan de Koning van alle Wolfe Bornes, en hij zou hem niet loslaten.
De ogen van de man puilden uit, en bloed stroomde uit elke porie van zijn lichaam, waardoor zijn gezicht lijkbleek werd. Hij moest zich neerleggen bij wat er gebeurde. Zich verdedigen was onmogelijk.
Het wezen dat hem bleef verscheuren, met nagels zo scherp als scheermessen, was te sterk om te verslaan. Hij was een heerser die boven iedereen stond, met een ijzeren vuist. De man liet zachtjes pijnkreten ontsnappen, met gebogen hoofd, in de hoop met enige waardigheid te sterven.
De Alfakoning lachte met een ruwe stem, genietend van de angst die van de man afstraalde. Hij genoot van het gevoel van huid die onder zijn nagels scheurde en het warme bloed dat zijn handen bedekte. De marteling duurde uren. De man probeerde zo lang mogelijk zijn kreten in te houden. Het bos was stil, maar de wind begon angstaanjagende geluiden te maken.
Terwijl zijn lichaam het langzaam opgaf, deed de aanblik van zijn afgehakte armen in een plas van zijn eigen bloed zijn hart pijn. Hij voelde de dood naderen. De Alfa, niet tevreden met de pijn die hij had veroorzaakt, trok het hoofd van de man opzij en beet diep in zijn nek. Hij dronk het bloed van de man en verving het door dodelijk gif.
Toen hij zich terugtrok, grijnsde de Alfa met zijn mond en tanden bedekt met bloed. Hij duwde het trillende lichaam van de man op het bloederige gras en lachte. Met een laatste blik veranderde de Koning in een gitzwarte wolf die in het donkere bos verdween. Hij liet de man achter om te lijden tot zijn lichaam het zou begeven.
De man krulde zich zo goed en zo kwaad als het ging op zonder zijn handen, rillend over zijn hele lichaam. Tranen stroomden uit zijn bloeddoorlopen ogen. Het gif begon in hem te branden. Hij kon het niet langer verdragen. De pijn was ondraaglijk.
Dus gaf hij zich eraan over. Hij schreeuwde zo hard dat de bomen trilden en de vogels in paniek wegvlogen. Zijn lichaam smolt weg, zijn ogen zwollen op. Toen hij verstomde, had zijn lichaam het begeven. Zijn ogen staarden in het niets, maar hij was er niet meer.
Hij was dood.











































