
Ren niet weg
Maya is op de vlucht voor een meedogenloos gevaar waaraan ze niet kan ontsnappen. Als ze Enzo ontmoet, een felle maar tegelijkertijd beschermende vreemdeling die beweert dat ze voorbestemde partners zijn, neemt haar leven een dramatische wending. De band tussen hen wordt sterker, maar Maya's angst om Enzo en zijn roedel in gevaar te brengen, zorgt ervoor dat ze hem probeert weg te duwen. Enzo weigert echter om haar het gevaar alleen te laten trotseren. Terwijl de vijand nadert en haar verleden haar inhaalt, moet Maya beslissen of ze blijft vluchten of dat ze Enzo vertrouwt om aan haar zijde te vechten. In een wereld waar liefde haar grootste risico is, leert Maya dat overleven kan betekenen dat ze juist datgene moet omarmen waar ze het meest bang voor is.
Hoofdstuk 1
MAYA
De adem die ik uitblaas, vormt kleine wolkjes in de koude lucht als ik uit de bus stap. Het is voor de lente behoorlijk fris.
Ik houd de band van mijn rugzak stevig vast terwijl ik hem over mijn schouder gooi. Er stapt hier niemand anders uit, wat mooi meegenomen is. Zo kan ik makkelijker in de gaten houden of iemand me volgt.
Ik kijk om me heen. Het bord in het midden van het busstation is in het schemerige licht van de late middag nauwelijks te zien.
Het is een klein stadje, kleiner dan ik had verwacht. Het station is niet meer dan een bushalte met een piepklein ticketkantoor en wat bankjes. Voor me ligt een grote weg, met huizen aan weerszijden en een donker bos eromheen.
Er loopt een jonge vrouw met een klein kind langs me heen. Ze kijkt me verbaasd aan en ze trekt haar kind dichter tegen zich aan terwijl ze er snel vandoor gaat.
Nieuwe gezichten wekken altijd achterdocht op, maar als ik me gedeisd houd, dan zullen ze me snel vergeten. Ik denk aan mijn regels terwijl ik richting het stadscentrum begin te lopen.
Ik ben nu al twee jaar aan het reizen en het valt me nog steeds zwaar. Constant over mijn schouder kijken om te zien of niemand me volgt, me afvragen of ik iemand kan vertrouwen, het put me uit.
Maar na Toronto moet ik voorzichtiger zijn dan ooit. Ze mogen niet meer zo dichtbij komen. Mijn leven hangt ervan af.
Aan de rand van een plein met stenen straten sta ik stil. Winkels kijken over het grote grasveld in het midden uit, met een grote fontein als blikvanger. Hun grote etalages zijn donker, ze zijn al dicht voor de nacht.
Ik sta stil om de mooie bloembedden rond de fontein te bekijken en reik naar voren om een tulp aan te raken als ik het gevoel krijg dat iemand me in de gaten houdt.
Ik draai me snel om, maar ik zie niemand. Toch voel ik me bekeken. Een golf van angst overspoelt me terwijl ik de donkere steegjes tussen de winkels afspeur.
Ik probeer het van me af te zetten, terwijl ik snel het plein oversteek, door een smal steegje loop en er aan de andere kant uitkom. Ik verplaats mijn rugzak naar mijn andere schouder terwijl ik naar een schuilplaats zoek.
Ik kreun zachtjes terwijl ik mijn tas verplaats. Ik ben stijf en ik heb dringend behoefte aan een lange, hete douche. Ik heb zes uur in die bus gezeten. Niemand voelt zich goed na zo'n lange busreis, maar ik heb nog steeds geen borden gezien voor een motel of iets dergelijks.
Ik sta op het punt om rechtsomkeert te maken als ik een bord zie.
De zon gaat al onder, het wordt snel kouder en mijn maag knort hard. Ik hoor muziek uit het gebouw aan de overkant komen. Dat is waarschijnlijk een goed teken dat er mensen zijn.
Ik steek mijn hand in mijn zak en haal mijn laatste geld tevoorschijn, en tel het snel.
Ik pak de houten deurklink vast. Hij kraakt als ik hem open. Ik hoor gelach en het gerinkel van glazen als ik de warme ruimte binnenstap.
Het is geen grote zaak, maar het voelt erg gezellig aan. Er lopen grote houten balken van de ene kant naar de andere kant over het plafond. De muren zijn donkergroen en er hangen overal ingelijste foto's.
Er staan grote planten in potten in de hoeken en er hangen gele gordijnen voor de ramen. Er staan een paar kleine tafeltjes met stoelen aan mijn linkerkant en er is een lange houten bar aan mijn rechterkant.
Vooraan bij de bar staat een grote glazen vitrine vol gebak. Erachter staan rijen flessen met drank en een grote koffiemachine. Het is de vreemdste combinatie die ik in een lange tijd heb gezien.
Sommige mensen drinken bier, terwijl anderen bij warme dranken en bordjes koekjes zitten te kletsen. Aan een van de tafels hebben twee grote kerels een stapel lege shotglaasjes voor zich staan en een bord met half opgegeten cheesecake.
De deur slaat hard achter me dicht en iedereen draait zich om. Ik slik als alle ogen op mij gericht zijn. Ik ga rechtop staan en loop naar de bar, terwijl ik voel dat alle ogen me volgen.
Ik zet mijn rugzak voor een van de barkrukken neer voordat ik ga zitten. Ik hoef me niet om te draaien om te weten dat ze nog steeds naar me kijken, maar ik vergeet hen als de barvrouw naar me toe komt.
Ze is beeldschoon. Ze heeft felrood haar en groene ogen. Ze is lang en draagt een strakke zwarte top en een spijkerbroek met gaten.
Ik knipper met mijn ogen en schud mijn hoofd als ik besef dat ze iets tegen me heeft gezegd.
'Uhm... wat?' Mijn stem klinkt schor en ik schraap mijn keel, me stom voelend dat ik klink alsof ik niet kan praten. 'Sorry, wat zei je?'
Ze lacht en haar ogen twinkelen.
'Wat kan ik voor je inschenken?' vraagt ze opgewekt.
'Ah, oké.' Ik kijk achter haar en dan naar de glazen vitrine. 'Een biertje... en een bosbessenmuffin?'
'Komt eraan!'
Ze draait zich om, haalt een koud biertje uit de koelkast en opent hem voordat ze hem op de bar voor me neerzet. Er komt schuim uit de bovenkant, dat langs de zijkant naar beneden loopt, en ik pak hem snel op, lik de koude vloeistof eraf voordat ik een slok neem.
Een moment later zet ze mijn muffin op een klein bordje naast mijn biertje.
'Dank je,' zeg ik, terwijl ik met het etiket van mijn bierflesje speel.
Het is nat en begint aan de randen los te laten. Ik scheur er een stukje af en leg het op de rand van het bordje.
'Je komt niet hier vandaan,' zegt ze, meer als een constatering dan een vraag terwijl ze op de toonbank leunt.
Het lijkt alsof het hele café stiller is geworden.
'Nee. Ik ben vandaag met de bus in de stad aangekomen.' Ik stop, en verleg het gesprek snel bij mezelf vandaan. 'Ik heb nog nooit een café en bar gecombineerd gezien. Het is een beetje een vreemde mix.'
Ik kijk haar aan voordat ik een hap van de muffin neem.
Ze lacht en veegt met een doek over de bar. 'Ja, het is misschien een beetje vreemd. Mijn partner en ik wilden samen iets openen. Ik ben er altijd dol op geweest om achter de bar te staan en zij houdt van bakken, dus waarom zouden we de twee niet combineren?'
Haar glimlach is aanstekelijk en ik kan niet anders dan terug glimlachen.
'Ja, waarom niet? Wat je maar gelukkig maakt,' antwoord ik terwijl ik nog een slok van mijn bier neem. 'Hé, waar is het dichtstbijzijnde motel?'
Ze kijkt verrast. 'Uhm, Old Bern heeft geen motel, maar we hebben wel een bed and breakfast. Het is verderop in de straat aan de linkerkant. Je kunt het niet missen. Het heet Missy's B&B.'
'Het klinkt duur.'
'Maak je geen zorgen... Hoe heet je?'
'Maya.'
'Maak je geen zorgen, Maya. Ik ken Missy,' zegt ze, terwijl ze naar me knipoogt. 'Ik zal haar laten weten dat je eraan komt. Ze zal je de vrienden-en-familie-prijs geven.'
'Wauw. Bedankt, uhm...'
'Samantha, maar iedereen noemt me Sami.'
'Bedankt, Sami,' zeg ik, terwijl ik mijn biertje naar haar ophef en glimlach.
Ik voel mezelf een beetje ontspannen.
'Sami! Mag ik nog twee tequila shots?' roept een van de cheesecake-etende mannen terwijl hij wankelend naar de bar loopt.
'Natuurlijk, Jonah,' antwoordt ze.
Ik denk aan mijn regels terwijl ze zich omdraait om de fles te pakken.
De man staat te dicht bij waar ik zit. De geur van zijn aftershave is te sterk, het vult mijn neus.
De barkruk kraakt als ik van hem weg leun. Hij is erg groot en hij lijkt het begrip persoonlijke ruimte niet te begrijpen, wat me heel erg aan de mensen laat denken waarmee ik ben opgegroeid.
'Hé, schoonheid,' zegt hij met dubbele tong.















































