
Rook & schaduwen boek 1: Alfa Julian
Alfa Julian traint niemand die hem afleidt, maar Madison stormt zijn wereld binnen met haar curves, chaos en nul respect voor regels. Ze is zijn rekruut en verboden terrein, maar volstrekt onmogelijk voor hem om te negeren. Wanneer een doodgewone drakenloop uitmondt in een heftig ongeluk, ontbrandt hun band – letterlijk. Nu is ze meer dan een rekruut – ze is zijn medestrijder, zijn obsessie, en zijn constant uitdaging. Julian was van plan om haar tot een krijger te maken, en niet om naar haar te verlangen als een verboden vlam. Maar Madisons houding wekt iets wilds in hem op... iets primitiefs. Hij kan zijn ogen niet van haar afhouden, hij kan niet bij haar wegblijven, en wanneer de hitte uiteindelijk explodeert, komt niemand ongeschonden uit de strijd.
Hoofdstuk 1
MADISON
Het bos vloog in een waas voorbij het raam van de bus. Rijen donkere dennenbomen slingerden zich door de imposante bergen. Drakenhold Academy was als een oud fort dat uit de rotsen was gehouwen.
Ik liet langzaam mijn adem ontsnappen. Er was geen weg meer terug, wat ons ook te wachten stond.
Naarmate we dichterbij kwamen, veranderde het landschap. Het werd wild en ongetemd, perfect voor draken.
Nerveus tuurde ik naar buiten. Mijn zus gaf me een por. 'Je bent wel erg stil.'
Ik haalde mijn schouders op. 'Ik was even aan het nadenken.'
Ze vroeg niet door, maar ik wist dat zij al even zenuwachtig was.
Addison was slank maar sterk, haar lange, donkere haar hing tot over haar schouders. Haar donkerblauwe ogen straalden altijd een rust uit die ik nooit zou kennen.
Mijn groene ogen – helder, alert en onrustig – waren het enige wat anders was aan mij. We leken voor de rest als twee druppels water op elkaar. We hadden dezelfde scherpe jukbeenderen, volle lippen en een scherpe kaaklijn.
Maar mensen konden ons meestal al snel uit elkaar houden. Addison bewoog alsof ze altijd de touwtjes in handen had, kalm en beheerst.
Maar ik? Over mij zei men dat ik als vuur en wind was, altijd overhaasd of te snel ergens op reagerend.
We groeiden op bij de Windbreakerclan, waar we ons hele leven lang tussen de hoge kliffen van ons territorium woonden. Ons kleine stadje lag in de Great Smoky Mountains van Tennessee, en was bevolkt met mensen die in draken konden veranderen – hoewel de meeste mensen dachten dat draken alleen in sprookjes bestonden.
Ze hadden het mis.
Er waren vier grote clans, elk verbonden met een van de elementen - Vuurspuwers, Waterdraken, Aardedraken en Windbreakers. Maar niet alle draken waren hetzelfde. Sommigen, zoals de alfa's, konden naar hartenlust in draken veranderen, en waren machtig en onkwetsbaar. Anderen, zoals mijn zus en ik, hadden drakenbloed, maar konden niet veranderen.
Daarom bestond de academie. Zodat als er oorlog zou komen, als de profetie echt was... we niet voor verrassingen zouden komen te staan.
Ik verplaatste mijn tas naar mijn schoot en klemde de riem stevig vast.
Een paar stoelen voor ons zaten enkele anderen aan te kletsen.
'Dus, hoe denken jullie dat het zal zijn?' vroeg een jongen, terwijl hij nonchalant zijn arm over de stoel voor ons legde. Hij was gebouwd als een rugbyspeler en erg luidruchtig.
Een magere jongen met een bril wiebelde ongemakkelijk op een stoel aan de overkant van het gangpad. 'Mijn broer was hier vorig jaar. Hij hield het twee weken vol voordat hij in een doodskist weer naar huis werd gestuurd.'
Ik haalde mijn schouders op. 'Men zegt dat het er de hel is.'
Iemand lachte. 'Ja, maar niemand geeft het ooit op.'
Dat was het probleem – niemand gaf het ooit op, omdat je niet mag stoppen. Of jel overleefde de training... of niet.
Het meisje dat dat zei, draaide zich om in haar stoel, met één been onder zich opgetrokken. Haar blonde krullen zaten in een losse knot en ze glimlachte breed.
'Ik ben trouwens Gemma,' zei ze, terwijl ze naar Addison en mij keek. 'Waterclan. Jullie twee moeten de Windbreaker-tweeling zijn. Ik heb veel over jullie gehoord.'
'Goede dingen of slechte dingen?' vroeg Addison, met één opgetrokken wenkbrauw.
Gemma knipoogde. 'Hangt ervan af aan wie je het vraagt.'
'Of je overleef het... of je wordt een goed verhaal om anderen mee te waarschuwen.'
Hij stak zijn hand uit alsof we al dikke maten waren. 'Isaac. Earth clan. En ja, ik weet dat ik charmant ben. Dus, probeer om niet als een blok voor me te vallen.'
Ik keek ongeïmponeerd naar zijn hand. 'Ik zal mijn best doen.'
Addison grijnsde. ‘Ik beloof niets.'
De jongen naast Isaac draaide zich om – hij was mager en had lichtbruin haar en een grote glimlach die liet zien dat hij te hard zijn best deed om vrienden te maken.
'Ik ben Shay,' zei hij met een vriendelijke glimlach, en toen knipperde hij met zijn ogen alsof hij dubbel zag. 'Wacht... jullie zijn een tweeling?'
Ik trok een wenkbrauw op. 'Goed gezien, zeg.'
Addison grinnikte. 'Jep. Madison en Addison. Windbreakerclan.'
'Dat is zo zeldzaam,' zei Shay met grote ogen. 'Ik bedoel... biologisch zeldzaam. Drakenbloedtweelingen halen bijna nooit de trainingsleeftijd.'
‘Wij bewijzen graag het tegendeel,' zei ik, met gekruiste armen.
‘En herschrijven zo de toekomst,' voegde Addison eraan toe.
Een zachte stem sprak vanuit het gangpad. 'Jullie boffen dat jullie elkaar hebben.'
Ik draaide me om en zag een meisje met steil, donker haar in een simpele paardenstaart, met bleke handen die netjes in haar schoot waren gevouwen. Ze was zo stil dat je zou vergeten dat ze er was totdat ze sprak.
'Ik ben Autumn,' zei ze zachtjes, met een kleine glimlach. 'Fire Clan.'
'Aangenaam,' zei Addison hartelijk.
Net achter ons zat Kayla bij het raam, zachtjes neuriënd. Ze praatte niet vaak over serieuze dingen, maar als ze dat deed, luisterde iedereen.
Sinds Kayla tijdens een zomerstorm door een slang was gebeten, begon ze – zoals ze het zelf noemde – 'dingen te zien'. Haar grijns liet dat tegelijk leuk en eng klinken.
'Nu we het toch over de geschiedenis herschrijven hebben,' zei Kayla plotseling, met die dromerige stem die ze altijd had wanneer ze visioenen zag. Haar ogen staarden naar de verte. 'Het oude bloed beweegt zich onder berggesteente. Wanneer schaduw vuur ontmoet, wanneer tweelingvlammen als één branden, zal de Obsidiaan opstaan.'
De hele bus werd stil. Zelfs Isaac stopte met zijn geflirt.
Kayla's stem werd sterker, zekerder. 'Geboren uit storm en sterrenlicht, gekroond in as en been. De beloofde koning zal ontwaken uit een oeroude slaap. Zijn schubben zullen het maanlicht drinken, zijn vuur zal oordelen over de goddelozen.'
Ze draaide zich om in haar stoel en keek me zo direct in de ogen dat het verontrustend was. 'En aan zijn zijde, een koningin van wind en woede. Twee harten die als één kloppen, twee zielen die gesmeed werden in het strijdvuur. Samen zullen ze standhouden tegen de opkomende duisternis, samen zullen ze herstellen wat gebroken was.'
Een rilling liep over mijn rug.
'De profetie spreekt over eindes,' vervolgde Kayla, met een glimlach die steeds breder werd. 'Maar elk einde is slechts een begin in een ander jasje. De Obsidiaan Draak zal komen, en met hem, het tijdperk van vuur.'
Toen, alsof ze niet net een voorspelling had gedaan die de wereld kon veranderen, keek ze ons stralend aan. 'Deze zomer gaat zo leuk worden!'
'Dat is eng,' mompelde iemand, gevolgd door een nerveus lachje.
'Negeer haar,' zei een stem van achteren - Bran, een gedrongen jongen met donker haar en ernstige ogen die zelden glimlachte. 'Ze zei vorige week dat ze een schaduw met vleugels in de lucht zag. Het was een wolk.'
Maar niemand van ons lachte.
Want Kayla's voorspellingen hadden de neiging uit te komen.
Ik keek naar mijn zus, die naast me zat te trillen van opwinding ondanks Kayla's onheilspellende woorden.
'We gaan eindelijk,' zei ze zachtjes, terwijl ze naar me toe boog. 'Nooit meer vastzitten in dezelfde oude sleur. Geen roedelregels en beperkingen meer.'
Ik zuchtte en drukte mijn voorhoofd tegen het koele glas. 'Nee, alleen maar een stel draken die ons zullen doden als we één verkeerde stap zetten.'
Ze rolde met haar ogen. 'Jij ziet altijd beren op de weg.'
De academie nam niet zomaar iedereen aan. Je moest geboren zijn in dit leven met drakenbloed in je aderen, zelfs als niet in een draak kon veranderen. Het was niet zomaar een school, het was een plek om jezelf te bewijzen. dat we erbij hoorden, betekende niet dat we het zouden overleven.
'Dus,' vroeg Courtney – onze vriendin uit onze clan – 'zijn jullie er klaar voor?'
'Bedoel je, klaar om levend opgegeten te worden door een draak?' voegde Gemma toe, terwijl ze een wenkbrauw optrok.
'Alleen als je het verprutst,' kaatste Isaac terug.
Ik zuchtte. 'Ik denk niet dat iemand van ons er klaar voor is. Maar we hebben geen keuze.'
Courtney leunde naar voren. 'Ik hoorde dat de Elite Squad de nieuwelingen in de gaten houdt.'
De Elite Squad. De besten der besten. De alfa's van de vier drakenclans, de sterkste shifters die er zijn.
'Ze zeggen dat Julian nooit een band aangaat,' fluisterde Courtney. 'Hij vindt drakenruiters maar niks.'
Ik probeerde niet met mijn ogen te rollen. Iedereen had verhalen over Julian – dat hij meedogenloos was, dat hij ruiters niet vertrouwde, dat hij nog nooit een ruiter in de buurt van zijn draak had laten komen.
'Het toelatingsexamen is levensgevaarlijk,' mompelde Gemma. 'Vorig jaar haalden twee rekruten niet eens de poorten.'
'Ik hoorde dat ze het examen niet stilleggen,' voegde Shay toe. 'Wat er ook gebeurt. Als je sterft, sterf je. Onderdeel van de procedure.'
Hoe verder de bus het dal in reed, hoe meer alles veranderde. De lucht voelde zwaar, alsof ze gewicht had. Wolken pakten bijeen boven de kliffen, en de weg werd steeds smaller, nauwelijks breed genoeg voor de bus.
Addison leunde naar voren en keek uit het raam. 'Zijn we er bijna?'
Ik tuurde door de beslagen ruit. 'Zo voelt het niet.'
Gemma liet twee rijen achter ons haar kauwgom knappen. 'Best eng, toch? Het voelt alsof we in een horrorfilm zitten waarin de chauffeur per ongeluk een verkeerde afrit nam.'
De handen van de chauffeur klemden zich om het stuur, maar hij zei niets.
Toen kwam de eerste schaduw uit de bomen gesprongen.
De bus schoot opzij toen iets het dak raakte – snel, zwaar en met opzet. Er klonk het geluid van metaal op metaal. Er werd gegild.
Addison greep mijn arm. Een tweede schaduw raakte het raam naast ons, waardoor er barsten in het glas kwamen.
'Wat is dat in hemelsnaam?!' riep iemand.
Toen kwam het geluid – schurend, malend. Klauwen maakten scheuren in het plafond. Er brak chaos uit. Ze waren hier niet om ons bang te maken. Ze waren hier om ons te doden.
Het waren draken.












































