
Een onverwachte storm
Ze zwoer dat ze die grens nooit zou overschrijden.
Hij was taboe – de broer van haar beste vriendin, en lange tijd haar geheime crush.
Maar één kus verandert alles.
Mia deed een belofte: ze zou niet vallen voor de broer van haar beste vriendin. Geen probleem... totdat ze in de zomer thuiskomt en Storm weer ziet – ouder, getatoeëerd, en in alle opzichten de hartenbreker waar ze vroeger stiekem over droomde. Eén kus verpest haar goede voornemens. Eén nacht maakt alles ingewikkeld. De jongen die ze eigenlijk niet had moeten willen, is nu de man die ze niet kan weerstaan. Elke aanraking is een geheim, elke blik een risico. Maar wat begon als een scharrel, wordt iets dat geen van beiden kan negeren. De regels overtreden kan Mia alles kosten – haar vriendschap, haar goede geweten en zelfs haar hart. Maar ontkennen hoe ze zich voelt? Dat zou weleens het einde voor haar kunnen betekenen.
Hoofdstuk 1
MIA
Ik rol met mijn ogen en stop mijn telefoon diep in mijn stoffen draagtas.
Oké. Misschien had ik vroeger wel een oogje op Storm. Misschien droomde ik ervan dat hij me leerde autorijden of zoenen of... ademen.
Maar ik was een kind. Een mollig, aanhankelijk, onhandig schaduwtje dat Andrea overal volgde en zich vastklampte aan haar knappe oudere broer alsof hij mijn persoonlijke filmster was.
Nu? Nu ben ik volwassen. Cool. Normaal...
Oké, zo goed als -normaal. Ik bracht mijn lipgloss wel twee keer opnieuw aan in het vliegtuigtoilet want, stel je voor dat hij nu nog knapper was?
Ik pak mijn koffer van de bagageband en geef mezelf een peptalk in mijn hoofd. Hoofd omhoog. Schouders naar achteren.
Loop alsof je je de exacte vorm van zijn glimlach niet meer herinnert.
Bovendien staat deze zomer in teken van lol maken met Andrea en het verleden loslaten, dus het heeft geen zin om mijn hoofd weer op hol te laten brengen door Storm.
Ik stap naar buiten en daar staat hij, geleund tegen zijn SUV, met een zonnebril op zijn hoofd en in een shirt met een paar knoopjes open, waardoor hij eruitziet als een model (wat hij ook is).
Met zijn tatoeages, gebruinde huid en spieren waar een waarschuwingslabel op zou moeten staan. Ik verlies bijna de controle over mezelf.
Natuurlijk staat er een stewardess naast hem die naar hem toe leunt, en hij schenkt haar die stomme, zelfvoldane grijns.
Hoe kan het ook anders. Nog steeds dezelfde Storm, een schaamteloze flirt. Mijn hart slaat een slag over.
Ik treuzel even en kijk toe hoe hij met deze vrouw staat te flirten, en iets in mijn borst trekt samen. Het is geen jaloezie. Oké, misschien een beetje wel.
Maar het herinnert me ook ergens aan: Hij valt op vrouwen zoals degene met wie hij aan het praten is - ouder, meer ervaren, meer direct. Niet ik.
En trouwens, dat is toch goed, of niet soms? Hij is Andrea’s broer, en ze zou me vermoorden, nadat ze hem heeft vermoord, natuurlijk.
Hij draait zich om, midden in een of andere opmerking, en ziet me. Hij kijkt verrast, maar ik denk niet dat hij me herkent.
Ik ben blijkbaar flink veranderd.
Ik loop recht op hem af en zeg: “O, ik zie dat je nog steeds dezelfde playboy bent als de laatste keer dat ik je zag.”
Hij knippert met zijn ogen. En dan nog eens.
Er gaat iets om in zijn hoofd, maar hij kan de link nog niet leggen.
Ik knik naar de stewardess, die me staat aan te staren. “Wat is het protocol - bied je ons allebei een lift aan, of één per één?”
Zijn mond valt open. “Ik - wacht. Wat? Wie ben jij?”
Ik sla mijn armen over elkaar en houd mijn hoofd schuin. “Kom op, mooie jongen. Je bent nog niet zo oud. Of blind.”
“Mia?” vraagt hij uiteindelijk, waarbij zijn stem daalt alsof zijn IQ net een klap heeft gekregen.
“Bingo,” zeg ik met een grijns.
STORM
Ik stap naar buiten. Mijn zus Andrea hangt half in de kofferbak van mijn auto, bedolven onder wat eruitziet als een chaos van boodschappentassen, kussens, discolampen en - waren dat LED-shotglaasjes?
“Mia logeert hier voor de zomer, niet voor het einde van de wereld,” zeg ik, terwijl ik haar met een geamuseerde glimlach gadesla.
“Hou je kop,” kreunt ze, terwijl ze een felroze zitzak in de auto propt.
Ze ploft in de passagiersstoel, met haar armen gekruist alsof ze probeert niet te glimlachen.
Ik ben jaloers op wat Andrea en Mia hebben. Verdomme, ik heb fans, volgers, mensen die mijn naam schreeuwen als ik een club binnenkom. Maar niets daarvan komt nog maar in de buurt van wat zij hebben.
Die hechte vriendschap, het soort band die nooit verandert, ook al zie je elkaar soms jaren niet.
Toen Mia vier jaar geleden vertrok, was Andrea er kapot van. Ik had haar nog nooit zo gezien - stil, met holle ogen, met het soort verdriet dat in de lucht bleef nazinderen lang nadat ze weg was.
Het was niet alleen omdat haar beste vriendin verhuisde. Het was omdat Mia alleen wegging.
Andrea had mij nog. Haar irritante, overbeschermende, klotebroer, maar ik was er.
Mia had niemand. Alleen haar ouders, en we weten hoe tieners zijn met ouders.
“Ze is nog dezelfde, toch?” vraag ik. “Praat nog steeds te snel, lacht om haar eigen grappen, snuift als ze hard lacht? In mijn hoofd is ze nog steeds dat kind dat in tranen uitbarstte toen ze verloor met Mario Kart.”
Andrea keek me met samengeknepen ogen aan.
“Nou, zet dat beeld maar uit je hoofd want Mia is geen kind meer.”
Ik haal mijn schouders op alsof het niet uitmaakt.
“En voor alle duidelijkheid,” voegt Andrea eraan toe, terwijl ze met een boze blik een vinger in mijn gezicht steekt, “hou je handen thuis. Je hebt al met de helft van mijn contactenlijst geneukt.”
“Tsk. Alsof...”
“Ik zweer het op alles wat me lief is... Je hebt al drie van mijn vriendschappen verpest, en ik ga Mia niet verliezen omdat je lul bindingsangst heeft. Ik laat je niet de enige persoon verpesten die echt iets voor me betekent.”
Ik steek een hand op.
“Rustig. Ik ken dat meisje al sinds haar geboorte. Ze is als een tweede kleine zus.”
“Juist...,” mompelt Andrea, zonder veel overtuiging.
Ik wil antwoorden, maar ze onderbreekt me met een grijns die ik niet vertrouw.
“Jij haalt haar op van het vliegveld.”
Ik stop de auto bijna.
“Wat?!”
“Ik heb honderd dingen te doen. Jij bent vrij. Jij rijdt. Jij haalt haar op. Ik heb haar al verteld dat je er zou zijn.”
Ik sta al twintig minuten op het vliegveld en ben al getuige geweest van drie dramatische herenigingen, twee huilende peuters en een gast die eruitzag alsof hij een aanzoek ging doen, maar zich halverwege de omhelzing bedacht.
Dus ja, ik sta misschien wel op het punt mijn verstand te verliezen. Ik vraag me af of Mia veranderd is sinds de laatste keer dat ik haar heb gezien.
Gelukkig valt het zonlicht precies goed, wat de motorkap doet glanzen en het goud in mijn haar benadrukt. Een mooie brunette die een handvaliesje voortrekt loopt voorbij en kijkt op.
Een stewardess met eindeloze benen en dieprode lippenstift die waarschijnlijk tegen de uniformregels ingaat. Ik geef haar een trage, luie grijns. Bingo. Eindelijk wat actie.
Ze gooit haar haar naar achteren en glimlacht terug.
“Zware vlucht?” vraag ik terwijl ze bij de stoeprand vertraagt en me aandachtig bekijkt.
Ze lacht.
“Heb je een betere ervaring te bieden?”
“Alleen het beste. Vijfsterren charme. Eénster moraal.”
Ze giechelt, en haar wangen kleuren roze.
“Wacht je op iemand?” vraagt ze.
“Blijkbaar,” antwoord ik met een schouderophalen. “Maar ik zou het niet erg vinden van plan te veranderen.”
De stewardess geeft me een brede glimlach. Het is voor elkaar.
Maar dan zie ik een andere vrouw. Ze draagt een strakke spijkerbroek en een aansluitend topje dat haar lichaam op alle juiste plekken omsluit.
Haar golvende donkerblonde haar is half opgestoken, half in de war, alsof ze geen moeite heeft gedaan en er toch beter uitziet dan iedereen hier. Haar huid is prachtig gebruind.
Oké, het plan verandert opnieuw, dit is de vrouw die ik wil. De pot op met Mia ophalen. Ze kan een Uber nemen, want ik neem deze vrouw mee naar huis.
Wacht... Waarom komt ze naar me toe?
Ze loopt recht op me af en zegt: “O, ik zie dat je nog steeds dezelfde playboy bent als de laatste keer dat ik je zag.”
Ze praat alsof ze me kent, maar het is onmogelijk dat ik deze vrouw zou vergeten. Ze is van dichtbij zelfs nog mooier.
“Wat is het protocol - bied je ons allebei een lift aan of één per één?” zei ze.
“Ik - wacht. Wat? Wie ben jij?”
“Kom op, mooie jongen. Je bent nog niet zo oud. Of blind.”
“Mia?”
“Eindelijk.”
Ik staar haar aan. Een seconde te lang. Misschien drie.
Het kind dat ik me herinner bestaat niet in deze vrouw. Haar zelfvertrouwen en rondingen en sarcasme laten het lijken alsof ze het hier voor het zeggen heeft.
En die ogen. Helder turquoise, scherp en geamuseerd. Eén ervan heeft een klein zwart sproetje dat aanvoelt als een stomp in mijn borst. Het sproetje dat ze altijd haar “heksenvlek” noemde toen ze acht was.
“Shit,” mompel ik. “Je ziet er... anders uit.”
Voordat ik er nog iets minder ongemakkelijks kan aan toevoegen, stapt ze naar me toe en geeft ze me een knuffel - armen strak om mijn nek alsof we niet zojuist vier jaar hebben overgeslagen.
Daar sta ik dan, terwijl mijn handen zich automatisch om haar middel wikkelen, en-
Boem.
Ze ruikt naar vanille en problemen, en ik word me plotseling heel erg bewust van mijn ademhaling en een tinteling in mijn meest zuidelijke lichaamsdeel.
Jezus Christus.
“Jij ziet er voorspelbaar uit,” kaatst ze terug, terwijl ze zich terugtrekt om me aan te kijken. “Leef je nog steeds op je sixpack en slechte beslissingen?”
Ik knipper met mijn ogen. “Ik-ik denk het?”
Ze draait zich om en loopt achterwaarts naar de SUV, terwijl ze met haar vinger op haar lip tikt alsof ze diep nadenkt. “Fijn om te zien dat sommige dingen niet veranderd zijn.”
“Wil je, uh... hulp met je tas?”
Ze trekt een wenkbrauw op. “Oké.”
Ik pak haar koffer en gooi hem achterin terwijl ze zonder nog een woord te zeggen in de passagiersstoel neerploft. Ze laat me daar een halve seconde verbijsterd staan.
De stewardess loopt weg, aangezien het duidelijk is dat ze geen kans meer maakt.
Ik stap in de auto.
Ze maakt haar veiligheidsgordel vast, kijkt me aan en grijnst. “Lang geleden, hè?” zegt ze.
En wanneer ze glimlacht, terwijl ze haar volle lippen opkrult alsof ze precies weet in welke chaos ze me heeft gedropt, port mijn lul weer verraderlijk tegen mijn broek.
Ik forceer een grijns en start de auto.
“Ja,” mompel ik. “Lang geleden...”
“Ga je blijven staren, of gaan we naar huis?”
Ik grijp het stuur iets steviger vast dan nodig voordat ik niet zo subtiel mijn hoofd schud.
Het ziet ernaar uit dat de komende maanden een stuk ingewikkelder gaan worden.













































