
Het Koninkrijk van Geheimen en Verwoesting
Verborgen als de geheime prinses van Apheya leeft Dalliah in ballingschap - verstoten door haar vader en vergeten door haar volk. Wanneer de meedogenloze Red King binnenvalt, haar familie afslacht en de troon opeist, wordt ze gedwongen zich als dienstmeisje in zijn paleis te verbergen. Walgend van zijn wreedheid, maar gehoorzaam aan plicht en geheimhouding, dient ze de man die haar wereld heeft vernietigd. Terwijl ze zint op wraak, raakt de Red King in de ban van haar, zich niet bewust van de waarheid die ze verbergt. Als hun verwrongen dynamiek zich verdiept, moet Dalliah beslissen of ze zal toeslaan wanneer hij dat het minst verwacht - of dat haar hart in gevaar is. Macht, bedrog en verlangen botsen in een dodelijk spel van maskers en motieven.
Hoofdstuk 1
DALLIAH
Ik kijk naar mijn moeder in de spiegel terwijl ze mijn haar voorzichtig vlecht zodat het past bij de gouden kroon op haar hoofd.
In tegenstelling tot mijn onhandelbare krullen die vannacht pluizig zijn geworden omdat ik mijn kapje was vergeten, is het haar van mijn moeder perfect. Er zit geen haar verkeerd, en eerlijk gezegd kan ik me geen dag herinneren dat dat niet zo was.
Zelfs in mijn vroegste herinneringen zag ze er altijd piekfijn uit als ze mijn kamer binnenkwam om me goedemorgen te wensen. Maar pas onlangs besefte ik dat het niet de trots van mijn moeder was die haar daartoe dwong; het was die van mijn vader.
Als ik er nu aan denk, was ik te naïef om er iets achter te zoeken.
Mijn vader, koning Elric van Apheya, is een man van eenvoudige principes: de koninklijke familie moet perfect zijn. Ze moeten een goed voorbeeld geven aan hun volk en een verenigde kracht vertegenwoordigen die nooit verbroken mag worden.
Dat is de reden dat ik verborgen werd gehouden.
Vanaf de dag dat ik het levenslicht zag, was het voor iedereen duidelijk dat ik een aandoening had die vitiligo genoemd zou worden.
Het betekende dat de donkere, gladde huid die ik van mijn ouders had geërfd, getekend was door bleke, witte vlekken – alsof de kleur in de baarmoeder was gestolen.
Sommige delen zijn makkelijker te verbergen dan andere, maar ik heb de pech dat ik ook een vlek op mijn gezicht heb.
De rechterkant van mijn voorhoofd tot aan de bovenkant van mijn wang is vervaagd, waardoor een van mijn chocoladebruine ogen blauw lijkt.
Zodra mijn vader me zag, verklaarde hij dat zijn tweede dochter doodgeboren was, en sindsdien is mijn bestaan geheim gehouden; alleen onze meest vertrouwde bedienden weten wie ik ben.
Mijn moeder houdt van me en bezoekt me iedere ochtend om ervoor te zorgen dat ik me aan de regels houd. Die houden voornamelijk in dat ik mijn kamer nooit mag verlaten, behalve één uur per dag, wanneer ik me verberg achter een sluier.
Gelukkig heeft mijn vader me zoveel boeken, papier en tekenspullen gegeven, dat ik me nooit snel verveel.
“Of je loopt weer achter met je studie, of je luistert niet naar me, Dalliah,” berispt mijn moeder me, terwijl ze de laatste speld in mijn haar steekt en zich omdraait om de speciale schmink te pakken die mijn vlekken bedekt.
Ik denk dat een klein deel van haar hoopt dat als ik mezelf blijf verdiepen in geschiedenis, etiquette en al die andere essentiële zaken die een prinses hoor te weten, mijn vader misschien van gedachten zal veranderen... maar die hoop delen we niet.
“Sorry, mama, ik zat weer te dagdromen...,” zeg ik verlegen en accepteer haar geïrriteerde zucht terwijl ze zich voorover buigt om een met verf bedekte doek tegen mijn gezicht te deppen.
Terwijl ze bezig is, zie ik iets vreemds in haar spiegelbeeld. Er zit een donkere vlek rond haar linkeroog, hoewel enigszins verborgen onder haar make-up.
“Mama, wat is er met je oog gebeurd?” vraag ik, terwijl ik dezelfde plek op mijn eigen gezicht aanraak.
Haar hand aarzelt even en ik zie haar kaak verstrakken in de spiegel. “Niets, lieverd. Gewoon een klein... ongelukje vanochtend.” Ze dept wat van mijn verf op de plek, om wat eronder ligt te bedekken. “Je vader is de laatste tijd erg gespannen.”
“Vanwege Yeolan?” vraag ik, denkend aan het nieuws dat zelfs mijn torenkamer bereikte.
“Ja.” Haar stem is nu zachter, voorzichtiger. “De Red King heeft onze grens bereikt. Het maakt iedereen gespannen, vooral je vader.”
Ik wil meer vragen over de donkere vlek rond haar oog, en waarom ze zo moe klinkt als ze het over vaders stress heeft, maar iets in haar houding zegt me dat ik niet moet aandringen.
In plaats daarvan kijk ik toe hoe ze doorgaat met het aanbrengen van verf op onze gezichten – het hare om te verbergen wat vaders stress heeft veroorzaakt, het mijne om te verbergen wat hij als imperfectie ziet.
“Nou, ik vroeg je wanneer de Eradeo-eilanden voor het eerst de oorlog verklaarden aan het vasteland?”
Dit is een makkelijke vraag, aangezien we nog steeds in oorlog zijn. Ik betwijfel of zelfs sommige gewone mensen dit verkeerd zouden kunnen beantwoorden.
De meesten herinneren zich nog steeds de dag dat het eerste koninkrijk, Khoba, in handen viel van de Red King en de berichten die naar de andere landen werden gestuurd, waarin hun overgave werd geëist.
Ik had kunnen zweren dat ik mijn vader er in mijn toren over hoorde tieren, maar ik was toen pas zes of zeven.
“1357,” antwoord ik vlot en zie de linkerkant van haar lippen een beetje opgaan in een glimlach.
“Heel goed. Waar zat je nou over te dagdromen?” vraagt ze zachtjes, terwijl ze nu het poeder aanbrengt dat de verf langer op mijn huid moet laten zitten en zorgt dat het niet afgeeft als mijn sluier mijn gezicht raakt.
Ik kan haar vraag niet eerlijk beantwoorden. Het doet haar pijn om te horen hoezeer ik verlang naar een leven buiten deze vier muren, en dus mag ze niet weten dat ik droom van de bossen, meren en velden waar ik over lees in mijn boeken.
“Ik vroeg me af hoe Mauds jurk er vanavond uit zal zien,” lieg ik.
Mijn zus, Maud, woont vanavond het grote diner ter ere van het huwelijksjubileum van mijn ouders bij. Ze zal ongetwijfeld een chique jurk dragen, voor alle potentiële aanbidders die aanwezig zullen zijn.
“Nou, ik weet zeker dat ze even langskomt om hem te laten zien voordat het zover is,” zegt mijn moeder warm, en ik doe mijn best om niet met mijn ogen te rollen.
Ik vraag me af wanneer dit leven voor mij eindelijk iets wordt wat de moeite waard is om te leven. Als je het überhaupt een leven kunt noemen op deze manier.
“Kom jij ook om jouw jurk te laten zien, mama?” vraag ik om van onderwerp te veranderen.
“Natuurlijk... Vertel me nu wat je weet over de Red King.”
“Dalliah! Dalliah!”
Ik hoor de stem van mijn moeder al door de gang galmen, lang voordat mijn deur opengaat. Het is uren geleden dat ze hier voor het laatst was en ik had niet verwacht haar voor de ochtend weer te zien.
Haar haar zit in de war, haar kroon is weg, en is dat een nachtjapon die ze draagt?
Is er iets gebeurd? Was papa weer van streek?
Marjorie, een van mijn dienstmeisjes, vertelde me dat hij in zijn toespraak nauwelijks over hun huwelijk had gesproken, terwijl dat juist het doel was van het diner.
“Mama? Gaat het?” Ik ren naar haar toe, pak haar armen vast en kijk bezorgd naar haar gezicht.
Normaal gesproken is haar gezicht altijd opgemaakt, met kohl rond haar ogen en een rode tint op haar lippen, maar daarvan is nu niets te zien, wat me zorgen baart. Ik heb haar al lang niet meer zo gezien.
“Dalliah, hij is hier! De Red King is hier!” roept mijn moeder uit, en het voelt alsof al het bloed in mijn lichaam bevriest.
De Red King? Bedoelde ze echt de man zelf?
“Mama, weet je het ze–“
Ze onderbreekt me door aan het dienstkoord te trekken dat naar de kamer van Ingaret en Marjorie leidt. Ze trekt er zo hard aan dat het lijkt alsof ik de bel van hieruit kan horen.
“Ja, ik weet het zeker, zijn leger nadert onze poort op dit moment! Je vader en broers zijn nu in crisisoverleg in de hal. We hebben niet veel tijd!”
Ze strijkt met haar hand over mijn wang en neemt zorgvuldig elke centimeter van mijn gezicht in haar op – alsof ze het in haar geheugen prent. Waarom probeert ze mijn gezicht te onthouden?
“Mijn lieve bloem, je weet toch wat hij met de andere koninklijke families heeft gedaan?” zegt ze, haar stem nu bijna een fluistering.
Ik slik moeizaam omdat ik het antwoord weet, hoewel ik op dit moment liever onwetend was gebleven.
Hij heeft ze vermoord. Allemaal.
“Als het kasteel vannacht in handen van de Red King valt, zijn we verloren. Maar jij, Dalliah, jij kan het misschien overleven.”
Haar ademhaling trilt terwijl ze probeert genoeg lucht binnen te krijgen om weer te spreken. Ik wrijf met mijn handen over haar armen om haar te kalmeren, hoewel ik betwijfel of het op dit moment zal helpen.
“Pak alleen in wat je kunt dragen, en we zoeken een jurk uit die eruitziet als die van een dienstmeisje,” zegt ze tegen me.
Inpakken wat ik kan dragen? Wat zou ik mogelijk kunnen bezitten dat ertoe doet als ik mijn moeder ga verliezen?
“Doe het nu, Dalliah!” schreeuwt ze, als ze ziet dat ik nog steeds verstijfd sta terwijl ze door mijn klerenkast rommelt. “Als je eruitziet als een dienstmeid, zullen ze niets vermoeden, mijn lief. Je zult veilig zijn.” Ze belooft dit met een stem die duidelijk probeert kalm te blijven.
De tranen die ik probeer te verbergen branden in mijn ogen terwijl ik mijn kat, Naamloos, roep. Hoewel ik dol ben op mijn boeken, kan ik ze onmogelijk verkiezen boven mijn kleine vriend.
Hij komt waggelend onder mijn bed vandaan, waarschijnlijk verstopt voor het lawaai van mijn moeder, want hij is nooit echt op iemand anders gesteld geweest dan op mij.
Ik til hem snel op in mijn armen, en in plaats van tegen te spartelen zoals hij normaal misschien zou doen, blijft hij stil, alsof hij begrijpt hoe ernstig de situatie is.
Even begin ik me zorgen te maken, niet wetend of bedienden wel huisdieren hebben. Ik weet niets van het leven buiten mijn muren. Zullen ze hem van me afpakken?
Nee, dat zou ze niet lukken. En bovendien weet hij hoe hij zich moet verstoppen als dat nodig is. Dat weten we allebei.
“Gezichtsverf! Pak je gezichtsverf, anders zouden ze je aandoening kunnen herkennen van toen je geboren werd!” schreeuwt mijn moeder bijna naar me, als ze ziet dat ik alleen mijn kat in mijn armen heb.
Ik ga het halen en wikkel het doosje in een doek terwijl ze me een jurk brengt die Maud me voor mijn achttiende verjaardag heeft gegeven. Ze was dat jaar erg zuinig met haar geld – het zal gemakkelijk doorgaan voor een bediendenjurk.
Mijn moeder trekt mijn nachtjapon over mijn schouders, negeert de miauwende Naamloos die op mijn kaptafel springt uit protest, en ritst de nieuwe jurk dicht voordat ik ook maar de kans heb om mijn haar uit mijn gezicht te vegen.
Het voelt alsof mijn borsten in mijn ribben worden gedrukt omdat hij zo strak zit, maar ik heb wel belangrijkere dingen aan mijn hoofd nu ik de schmink en Naamloos in de voorzak van de jurk stop.
“Kom met me mee, mama. Verstop je samen met mij!” smeek ik haar, omdat ik me afvraag waarom zij zich niet ook kan aankleden als dienstmeid. Ons volk is toch loyaal? Ze zouden toch nooit iets zeggen?
Ik schaam me dat ik dit niet eerder heb voorgesteld. Ik weet zeker dat een van mijn andere jurken er ook als een simpele dagjurk voor door kan gaan. Ze lijken in de verste verte niet op haar anders zo felrode of glinsterende gouden jurken.
“Ik wou dat dat kon, mijn lief, maar mijn gezicht is te bekend in dit kasteel en daarbuiten. Er zijn maar een paar vertrouwde mensen die het jouwe kennen. De belofte die ze hebben afgelegd zal jou beschermen, maar voor mij is het te laat,” zegt ze snel terwijl ze een sjaal om mijn haar knoopt, net zoals Marjorie dat doet als ze aan het werk is.
Dan haalt ze uit de verborgen zakken van haar nachtjapon een lang mes tevoorschijn met donkerrood leer om het handvat. Het is prachtig, op een dodelijke manier, en even vergeet ik wie het aan me geeft.
Mijn moeder, de koningin, met een mes in haar handen.
Het begint eindelijk tot me door te dringen in hoeveel gevaar we verkeren, en het voelt alsof mijn hart bij elke ademhaling in tweeën wordt gescheurd.
Ik kan me niet verstoppen terwijl haar leven in gevaar is!
Alsof ze de gedachte op mijn gezicht afleest, schudt ze haar hoofd en veegt een enkele traan weg die aan haar oog is ontsnapt. “Jij zou de laatste Leverer kunnen zijn, Dalliah. Je moet dit doen voor je familie.”
Voor mijn familie? Welke familie? De enige persoon die ik echt heb, is zij.
“Doe dit voor mij, Dalliah. Red jezelf en blijf leven.”
Voordat ik kan protesteren, iets wat ik nog nooit eerder heb durven doen tegen haar, rent Marjorie de kamer binnen, die er net zo rommelig uitziet als mijn moeder.
Ze is een van onze meest vertrouwde bedienden, en zodra ik haar zie binnenkomen voel ik voor de eerste keer echt angst.
“Neem Dalliah mee en verstop je,” zegt mijn moeder. “We weten niet hoe de soldaten het personeel zullen behandelen.” Haar stem verandert terwijl ze dit zegt, en ik heb genoeg boeken gelezen, die ik niet had moeten lezen, om te weten dat de dood niet het enige gevaar is wat ons vanavond te wachten staat.











































