
Wacht op me
Kyra's leven is een puinhoop door de nasleep van de brute moord op haar familie en het misbruik dat ze moest doorstaan in haar pleeggezin. Net als alle hoop verloren lijkt, ontmoet ze Chance, een koppige en mysterieuze motorrijder. Ze worden tot elkaar aangetrokken door een intense aantrekkingskracht en hun relatie schommelt tussen passie en emotionele afstandelijkheid. Door de bescherming die hij haar biedt, wordt Chance Kyra's rots in de branding en help hij haar midden in de chaos te genezen. Wacht op me is een aangrijpend verhaal over trauma's, veerkracht en een opwindende, gevaarlijke liefde laat zien dat zelfs in de duisterste momenten hoop kan opbloeien.
Hoe het allemaal begon
KYRA
Vijf! Vier! Drie! Twee! Eén! Gelukkig Nieuwjaar!!!
Vanuit mijn slaapkamerraam kijk ik hoe het vuurwerk in onze achtertuin in flitsen van felle kleuren uitbarst. Voor mijn pleeggezin is elke feestdag reden tot groot feest. Bijna iedereen in het dorp komt langs, want de familie Simpson is door iedereen geliefd. Hoe kan het ook anders? De Simpsons zijn meesters in manipulatie. Ze weten bijna iedereen voor zich te winnen.
Maar mij niet.
In het begin ging het goed. Ze lieten een geweldige indruk na op de maatschappelijk werkers. Ik bedoel, ze wonen in een gigantische villa. Het huis is zo’n typisch opzichtig, kitscherig wit gevaarte dat je in Beverly Hills of dergelijke buurten zou verwachten.
Het is vreemd om zo'n villa in zo’n klein dorpje te zien. Dat is nog een reden waarom iedereen dol is op deze familie. Het huis lijkt wel het middelpunt van dit verdomde dorp.
De Simpsons hebben me een prachtige slaapkamer gegeven en me ingeschreven op een of andere privéschool voor rijkelui, wat nog zo erg niet is, aangezien mijn pleegzus, Lisa, er ook naartoe gaat en ik haar wel mag. Ze heeft me nog geen reden gegeven om haar niet te mogen.
De andere leden van de familie Simpsons zijn een heel ander verhaal. Ik weet niet wat er gebeurd is of wat ervoor gezorgd heeft dat ze ineens zo’n hekel aan me kregen, maar het gebeurde praktisch van de ene dag op de andere. Het is alsof zodra mensen stopten met hen te prijzen voor hun goede daden, ze spijt kregen dat ze me in huis hadden genomen en me begonnen te verachten. Hun ware aard kwam naar boven.
Maar dankzij Lisa is het allemaal wat draaglijker. Ze steekt me stiekem ijs en chips toe wanneer haar moeder me geen snoep laat eten omdat ik 'het me niet kan veroorloven dik te worden'. Ze komt ook op voor me wanneer haar perverse oudere broer met me flirt terwijl de familie toekijkt, en doet haar best om me te beschermen wanneer hij mij gebruikt om zijn woede op af te reageren.
Ik ben vier jaar geleden bij de Simpsons komen wonen, toen ik dertien was. Mijn ouders en kleine zusje waren in ons huis vermoord tijdens een overval, maar ik was die nacht bij een vriendinnetje blijven logeren.
Elke dag wens ik dat ik thuis was geweest, boven in het stapelbed in de kamer van mij en mijn zus. Elke dag wens ik dat ik daar naast haar was neergeschoten.
De moordenaars zijn nooit gepakt, maar volgens de politie leek het op een of ander initiatieritueel van een bende. We hebben waarschijnlijk gewoon pech gehad. De klootzakken kozen mijn huis uit en verwoestten mijn hele leven.
Terwijl ik naar het levendige feest buiten kijk, rolt er een traan over mijn wang. Ik ben het zat om zo te blijven leven. Ik wil mijn oude verdomde leven terug, ofwel helemaal niet meer leven.
Ik word uit mijn gedachten getrokken wanneer mijn deur openzwaait. Het is Jason, mijn walgelijke pleegbroer. Natuurlijk doet hij geen moeite om aan te kloppen. Jason heeft niet veel meer gedaan dan mijn kont vastpakken en smerige, denigrerende opmerkingen naar me maken, maar ik weet dat het niet lang meer zal duren voordat hij meer zal proberen.
“Je mist een goed feestje, zus,” fluistert hij, in een walgelijke poging lief over te komen.
“Ja, ziet er leuk uit. Ik ben te moe, maar Gelukkig Nieuwjaar!” Ik geef hem een van mijn beste geforceerde glimlachen en wuif hem weg, maar hij blijft gewoon in mijn deuropening staan, naar me starend als een viezerik.
“Ga terug naar het feest, Jason. Ik wil gaan slapen,” zeg ik, met een vleugje arrogantie in mijn stem.
Hij duwt zichzelf af van de deurpost en komt naar me toe. Hij komt zo dichtbij dat ik de alcohol in zijn adem kan ruiken. “Ik denk dat het echte feestje hier is.” Hij grijnst naar me en laat zijn ogen over mijn hele lichaam glijden, wat me eraan herinnert dat ik alleen een los shirt en ondergoed aanheb.
Ik zet een paar stappen naar achteren, voel me alsof ik niet kan ademen met hem in de kamer. Zijn overheersende cologne en griezelige glimlach maken me misselijk. Ik ga op het bed zitten en kruip onder de dekens, want ik voel me veel te naakt onder zijn doordringende blik. “Wat wil je van me, Jason?”
“Je weet wat ik wil, Kyra.” Hij komt bij mij op mijn bed zitten en knijpt in mijn dijbeen door de deken heen.
“Nooit van mijn leven. Ga weg.” Ik duw zijn hand weg, wat hem alleen maar irriteert. Hij legt zijn hand terug en knijpt harder, waardoor hij een blauwe plek achterlaat op mijn sneeuwwitte huid. Plotseling rukt hij mijn deken van mij en legt zijn handpalm op mijn kruis over mijn ondergoed.
“Dit zal ooit van mij zijn; waag het niet dat bloempje aan iemand anders te geven. Ik ga het plukken zodra je achttien wordt.” Hij knijpt me nog een keer en sluipt dan mijn kamer uit, waarna hij de deur achter zich dichtslaat en mij daar verstijfd en vol walging achterlaat.
Ik heb zo hard mijn best gedaan Jason te ontwijken. Ik heb hem gezegd me met rust te laten. Ik heb zelfs geprobeerd aardig te zijn, maar hij stopt niet. Hij laat me maar niet met rust. Hij heeft sinds de dag ik hierheen verhuisde duidelijk gemaakt dat hij me wil. Hij behandelt me alsof ik zijn eigendom ben, maar dat zal nooit of te nimmer zo zijn.
Over drie maanden ben ik hier weg. Zodra ik achttien ben. Ik heb elke cent die ik heb verdiend met mijn baan als serveerster in ons lokale eetcafé opgespaard, en ik heb genoeg om bij deze familie weg te gaan.
Lisa weet hoe ik me voel en heeft gezegd dat ze me zal helpen. Maar wat kan ze doen? Het laatste wat ik wil, is dat ze in de problemen komt. Hoe dan ook, haar ouders zullen het toch zo draaien dat ik de slechterik ben in het verhaal.
Ik kan het me zo al voorstellen: “We hebben alles voor haar gedaan wat me maar konden, hielden van haar alsof ze ons eigen kind was, en dit is hoe ze ons bedankt.”
Wat maakt het ook uit.
De vier muren beginnen benauwd te voelen, dus ik besluit even het huis uit te gaan. De Simpsons wonen op loopafstand van een kroeg die niet eens moeite doet om me on mijn identiteitskaart te vragen. Het is vrij duidelijk dat ik depressief ben en mijn leven haat, dus uit medelijden laten ze me in mijn eentje in een hoekje drinken. Soms krijg ik zelfs gratis drankjes.
Ik trek mijn pyjama uit en kleed me om in een zwarte spijkerbroek en een strak, rood shirt met lange mouwen die mijn tieten goed laat uitkomen. Ik steek mijn saaie bruine haar op in een warrige knot en ga op pad. Nou ja, ik ga op pad nadat ik uit mijn raam op de tweede verdieping ben gesprongen en via een boom dichtbij het huis naar beneden ben geklommen.
Ik heb nog maar één keer mijn enkel gekneusd toen ik dit deed, maar het was het meer dan waard. ’s Avonds is het enige moment dat ik weg kan bij de Simpsons. Ze laten me zelden het huis uit, tenzij het voor werk of school is.
Maar ze geven ook niet genoeg om me om 's nachts even bij mij te komen kijken—waar ik helemaal niet om klaag. Ik hou van het beetje vrijheid dat ik na 1 uur 's nachts krijg.
Ik loop de donkere kroeg binnen en ben meteen verrast dat er mensen aanwezig zijn. En het zijn niet alleen de oude dronkaards uit het dorp; er is een hele verdomde motorbende.
Ik draai me om, maar ik kijk niet op een muur; ik kijk op de knapste maar meest angstaanjagende man die ik ooit heb gezien. Ik ben helemaal betoverd door zijn uiterlijk. Een man die er zo ruw en angstaanjagend uitziet als hij aantrekkelijk noemen, is misschien wat bizar, maar dat is hij nu eenmaal. Hij is zo knap. Zijn nek en handen zitten onder de tatoeages, sommige wat vervaagd, andere vrij recent. Hij draagt een leren jasje en spijkerbroek, maar ik kan zien dat hij nog meer tatoeages heeft die ik niet kan zien.
Dan zijn er zijn ogen. Ze zijn helder, levendig blauw, zo intens dat het voelt alsof ze dwars door me heen kunnen kijken.
“Ga je zo snel weer weg, engel?” vraagt hij me met een grijns die me de adem beneemt—en me blijkbaar ook dom maakt, want ik kan me niet meer herinneren hoe ik moet praten. Ik ben verloren in de ogen van deze man. Het is alsof ik de hele verdomde Melkweg kan zien. Of misschien zijn het de diepste delen van de oceaan waar ik naar kijk...
Wacht, ben ik aan het kwijlen?
“S-sorry,” weet ik uit te brengen. De man kijkt me vreemd aan, alsof hij in de war is, misschien zelfs een beetje boos.
“Je bent vast niet oud genoeg om hier binnen te mogen zijn,” zegt hij terwijl hij me van top tot teen bekijkt. Wanneer Jason dit doet, krijg ik braakneigingen, maar wanneer deze vreemdeling het doet, voel ik vlinders in mijn buik.
Wat is er verdomme mis met me? Deze man is te oud voor me, en heb ik al gezegd dat hij me echt de stuipen op het lijf jaagt? Ik weet niet wat het is aan hem dat hem zo eng maakt... Misschien zijn het de tatoeages, of zijn imposante gespierde lijf, maar hij heeft ook een vriendelijk uitziend, bijna jongensachtig gezicht.
Terwijl ik hem bestudeer, kan ik sporen van vermoeidheid zien, wat hem er ongetwijfeld iets ouder uit laat zien. En zijn gezichtshaar is perfect geschoren, met een scherpe kaaklijn die nog perfecter is. Een kaak die ik met mijn tong wil proeven.
Ik schud deze ongepaste gedachten van me af terwijl ik plots een zelfzekerheid in mezelf voel die ik niet had zien aankomen.
“Ik kom hier vaker.” Ik rol met mijn ogen, draai me om en loop terug de kroeg in, waarbij ik de starende blikken van een paar vertrouwde gezichten van lokale dronkaards en een grote groep motorrijders negeer.
Ik zet drie stappen, waarbij mijn hart met elke stap harder klopt. Maar voordat ik de bar bereik, voel ik hem weer achter me, en zijn aanwezigheid straalt een hitte en spanning uit die rillingen over mijn rug doen gaan. Hij is me gevolgd.
“Je speelt een gevaarlijk spelletje,” zegt hij, zijn stem is diep en grommend, en zeker hoorbaar door het geroezemoes heen.
Ik dwing mezelf om me om te draaien, kijk hem moedig aan met mijn kin hoog opgestoken, maar zijn donkere, intense blik doet me aarzelen. Hij buigt zich voorover, zijn lippen zo dicht bij mijn oor zodat ik zijn adem kan voelen. “Je bent te jong om hier te zijn, engel. Draai je om en ga weg voordat het te laat is.”
De hitte in mijn wangen verandert in woede, en ik schud de vlinders weg die me dreigen te verraden. “Ik ben geen kind,” snauw ik, luider dan ik bedoelde. “En ik ben niet bang voor jou.”
Zijn grijns wordt breder, maar alle humor is eruit. Er blijft alleen nog iets dreigends over. “Nog niet,” zegt hij zachtjes, zijn stem klinkt als een waarschuwing, “maar dat zou je moeten zijn. Want als je je eenmaal in deze wereld bevindt, kun je niet meer weg.”















































